CD Recensies

LANDI: MORTE D'ORFEO, LA

Landi: Morte d’Orfeo, La. Cyril Auvity (t., Orfeo), Aurore Bucher (s., Aurora, Nisa, Euridice), Guillemette Laurens (s., Teti, Calliope), Dominique Visse  (ct., Bacco, Caronte), Jan van Elsacker (t., Ireno, Fileno), Damien Guillon (altus, Lincastro, Fosforo), Emmanuel Vistorsky (bs., Hebro, Giove) e.a. met Akademia o.l.v. Françoise Lasserre. Zig-Zag territoires ZZT 07040-2 (2 cd’s, 2u., 30’56”). 2006

Orfeus was als het ware aanwezig bij de geboorte van de opera in de intermedia uit de late zestiende eeuw. Hij was present in het Italiaanse drama en in de muziek. Het eerst waren het Peri en Caccini die zich met de mythologische figuur bezighielden in hun Euridice, in 1607 kwam Monteverdi met zijn l’Orfeo en in 1608 volgden Belli en Chiebrera met hun Orfeo dolente.

Stefano Landi (1587 - 1639) sloot zich in 1619 aan met La morte d’Orfeo, een ‘Tragicommedia pastorale’. Onderscheidend is dit werk omdat het begint na de dood van Euridice en meer gaat over de dood van Orfeus zelf.

Wat zo ontstond is een vrij somber werk in vijf aktes met een koor aan het eind van elk daarvan.

Landi verwierf een plaats in de muziekgeschiedenis met zijn opera Sant’Alessio in 1631. Daarvan bestaat alleen een dvd opname die in de betreffende rubriek is besproken. Bij La Morte d’Orfeo gaat het dus om een eerder ontstaan werk uit 1619 dat duidelijk anders van aard is, vooral omdat er andere elementen zijn bijgehaald. Zo nodigt Orfeus om zijn verjaardag te vieren een stel goden uit. Hij beledigt Bacchus door deze niet te inviteren; bovendien nodigt hij geen vrouwen uit. Dat veroorzaakt natuurlijk problemen en tenslotte wordt hij verscheurd door de mainaden (bacchanten). Daarna belandt hij in de onderwereld, waar Euridice hem niet herkent en  hij ondanks alles in de hemel wordt opgenomen. Het werk bevat veel recitatieven.

Cyril Auvity zingt een voortreffelijke Orfeo, opgetuigd met fraaie roulades. Een komisch moment is tegen het eind waar Dominique Visse een drinklied zingt waarin hij Orfeus een pak slaag belooft als hij nog ooit zou terugkeren. De overige rollen zijn op niveau ingevuld en de instrumentalisten realiseren goed wat hun te doen staat in deze best mooie compositie.

In afwezigheid van een proloog en wat tussenspelen besloot Akademia wat instrumentale werken toe te voegen, te beginnen met een sonate van Francesco Usper en later van andere tijdgenoten als Biagio Marini, Dario Castello, Giovanni Gabrieli en Andrea Falconieri in de vorm van battaglie en sonate.