CD Recensies

LEMOYNE: PHÈDRE

Lemoyne: Phèdre. Judith van Wanroij (s., Phèdre), Julien Behr (t.,   Hippolyte), Tassis Christoyannis (bs., Théséé), Mélody Louledjian (s., Enone), Jérôme Boutillier (b., un grande, jager) en Ludivine Gombert (s., hogepriesteres) met het Purcellkoor en het Orfeo orkest o.l.v. György Vashegyi. Palazzetto Bru Zane BZ 1940 (2 cd’s, 2u. 16’26”). 2019 

De Kretensische prinses Phaedra was de dochter van Minos en Pasiphaë en tevens de zuster van Acacallis, Ariade, Androgeus, Deucalion, Xenodice, Glaucus en Catreus en de halfzuster van de Minotaurus. Nadat ze door Theseus was gekaapt, trouwde ze met hem maar werd verliefd op Hippolytus, die haar afwees. Uit wraak schreef ze Theseus een brief waarin ze vertelde dat Hippolytus haar had verkracht. Theseus vervloekte Hippolytus vervolgens met de derde en laatste vloek die hij over had van Poseidon. Als gevolg sloegen de door een zeemonster verschrikte paarden van Hippolytus op hol waarbij Hippolytus omkwam.

In een andere versie doodde Theseus eerst zijn zoon, waarna Phaedra zelfmoord pleegde.

Een mooi gegeven om een opera van te maken. Dat deden achtereenvolgens Rameau in 1733, Lemoyne in 1786, Paisiello in 1788, Mayr in 1820, Pizzetti in 1915 en Henze in 2007. Theodorakis zorgde voor een liederencyclus en Britten voor een Cantate over Phaedra. Met ‘verboden liefde’ als thema.

Lemoyne werd in de Dordogne geboren, studeerde in Berlijn bij Graun en Kirnberger waar hij ook een poosje assistent dirigent was aan het hof van Frederik de Grote voordat hij naar Frankrijk terugkeerde en bij de strijd tussen de Gluckisten en de Picciniïsten betrokken raakte en zelf de oude orde trouw bleef.

Het werk van Jean-Baptiste Lemoyne (1751 - 1796) wachtte reeds lang op een volledige opname en die is er nu gelukkig en al helemaal omdat deze zo mooi is gelaagd met Judit van Wanroij opnieuw stralend in een bij toerbeurt heftige, geëxalteerde en dreigende, maar steeds wat geheimzinnige titelrol die vol ontroering van diverse aard wordt gezongen.

Ook de overige zangers tonen hun eigen behoorlijke niveau, waarbij vooral Julien Behr als Hippolyte en Tassis Christoyannis als Théséé een belangrijke inbreng hebben. Mélody Louledjian is een markante Enone.

In verdere goede banen vol dramatische intensiteit wordt het werk door het Purcellkoor en het Orfeo orkest (met historisch verantwoord instrumentarium) uit Boedapest o.l.v. György Vashegyi geleid. 

De opname werd gemaakt in de vrij ruime akoestiek van het Palazetto Bru Zane in Venetië. Wanneer we deze opera zo goed vertolkt beluisteren, verbaast het dat Berlioz er geen goed woord voor over had.