Lalo: La jackerie. Véronique Gens (s., Blanche de Sainte-Croix), Nora Gubish (ms., Jeanne), Charles Castronovo (t., Robert), Boris Pinkhasovich (b., Guillaume), Jean-Sébastien Bou (bs., Comte de Sainte-Croix), Patrick Bollière (bs, Le Sénechal) en Enguarrand de Hys (t., Baron de Savigny) met het koor en het Filharmonisch orkest van de Franse omroep o.l.v. Patrick Davin. Ediciones Singulares ES 1023 (2 cd’s, 1u., 53’03”). 2015
Het succes dat Edouard (1823 - 1910) in 1888 met zijn opera Le roi d’Ys had, smaakte naar meer. Dus zocht hij een tweede onderwerp voor zijn derde en laatste opera. Dat werd La jackerie over een opstand die uitbrak nadat de Engelsen hadden gewonnen in de Slag bij Poitiers in 1358 en de Franse koning Jean II gevangen hadden genomen. De bedongen een hoog losgeld voor hem, verlangden hogere belasting van de boeren die hun bestaan in gevaar zagen en hongersnood vreesden.
De handeling van het libretto van Coquard speelt in het dorp Saint-Leu-de-Cérent, waar de graaf zij dochter Blanche wil uithuwelijken aan baron de Savigny. Hij verlangt van de boeren dat die de bruidsschat opbrengen. De boeren zijn verontwaardigd. Maar gelukkig is daar de driftkop Guillaume die net is teruggekeerd uit Parijs waar hij bij een rebellie was betrokken, gewond was geraakt en daarna werd verpleegd door Blanche.
Het geld daarvoor wordt opgeëist door zijn wrede senechalk die de belasting moet innen. Dan is daar Robert, die niet graag een opstand wil en liever streeft naar een vreedzame oplossing. Zijn moeder Jeanne wil niet dat hij zich voor een opstand leent. Niettemin vindt die plaats terwijl in het kasteel de bruiloft wordt gevierd. De graaf weigert om te voldoen aan de eisen van de opstandelingen. De graaf wordt neergeslagen en wil ook Blanche doden maar dat wordt net op tijd voorkomen door Robert die herkent dat Blanche de vrouw was die hem verpleegde in Parijs.
Op het gevaar af dat hij zal worden beschouwd als een verrader verdedigt hij haar, maar ze worden gescheiden.
Later hergroepeert de adel zich en de opstand wordt neergeslagen. De boeren worden achtervolgd, Blanche is samen met Jeanne, Robert treft Blanche op het moment dat ze naar hem op zoek wil gaan. Blanche beschuldigt hem van de dood van haar vader, wat hij verontwaardigd ontkent. Guillaume verschijnt ten tonele en beschuldigt Robert als verrader. Wanneer Robert en Blanche op het punt staan om te worden gedood, verklaren ze hun liefde voor elkaar. Jeanne wordt op het laatst gered, maar Guillaume die Robert van verraad beschuldigt, steekt een dolk in zijn hart. De radeloze Blanche besluit in het klooster te gaan.
Het werk blijkt weinig sterke en veel zwakke kanten te hebben, maar voor de uitvoerenden is dat niet aan de orde. Véronique Gens is een in alle perikelen vrijwel ideale Blanche, maar ook Nora Gubish geeft een krachtig en heel overtuigend portret van Jeanne. Bollière’s uitbeelding van de senechalk is sinister en grof. Het tegendeel is Jean-Sébastien Bou als sympathieke graaf en vader die tegen zijn wil betrokken raakte bij gebeurtenissen die hij niet kan bevatten.
De balletmuziek is van gering belang en de orkestratie hat beter gekund. Desondanks maakt de Belgische dirigent Patrick Davin, die net op 58-jarige leeftijd in de Brusselse Muntschouwburg aan een hartaanval is overleden, ervan wat ervan de maken is.
Deze bespreking is een soort eerbetoon aan hem. Hij maakte ook nog opnamen van Kris Defoort’s House of the sleeping beauties (Fuga Libera FUG 708) en Philippe Boesmans’ Au monde (Cypres CYP 4643).