Lully: Grands motets I. ‘Dies irae’ LWV. 64, ‘Lachrimae’ LWV. 26, ‘De profundis’ LWV. 62. Les Épopées o.l.v. Stéphane Fuget. Versailles CVS 032 (69’25’’). 2020
Lully: Grands motets II. ’Miserere’, ‘Quare frémuerunt gentes’, ‘Jubilate Deo’. Les Épopées o.l.v. Stéphane Fuget. Versailles CVS 059 (66’20’’). 2021
De invloed van Lully op de ontwikkeling van het grand motet was van doorslaggevend belang in de 17de eeuw. Hoewel Lully nooit een officiële functie bekleedde aan de Chapelle du Roi, hij had wel van 1672 tot zijn overlijden in 1687, de leiding van de Académie Royale de Musique, was zijn invloed op de ontwikkeling van het grootse motet, zo typisch en symbolisch voor de “Grand Siècle”, van doorslaggevend belang. Hij componeerde nl. imposante motetten met een groot ceremonieel en plechtig karakter voor solisten, koor en groot orkest, op een Latijnse tekst of op een tekst van de dichter, Pierre Perrin (ca.1620-1675), en Motets à deux choeurs pour la chapelle de Roy, ter ere van de glorie van God en de koning, voor de grote ceremonies aan het hof.
Van de vele koninklijke begrafenissen was die van koningin Marie-Thérèse in 1683 één van de meest grandioze. Lully’s ‘Dies iræ’ en ‘De profundis’ werden toen nl. gezongen. Zijn meest gevierde motet was ongetwijfeld zijn ‘Te Deum’, dat in 1677 voor het eerst klonk en meteen een favoriet van de koning werd. In 1687 voerde Lully het opnieuw uit, maar sloeg met de zware stok die hij gebruikte om het tempo aan te geven, op zijn voet. De wond raakte geïnfecteerd en het gangreen verspreidde zich geleidelijk door zijn lichaam en veroorzaakte zijn dood op 22 maart van dat jaar.
Met ‘Jubilate Deo’ werd in 1660 de Vrede van de Pyreneeën en het huwelijk van de koning gevierd. De muziek klinkt triomfantelijk en begint met een Ouverture in Franse stijl gevolgd door theatrale koren. ‘Quare frémuerunt gentes’ is nog dramatischer om de Vrede van Regensburg in 1685 met opera effecten luister bij te zetten.
Het ‘Miserere’ uit 1664 was het beroemdste grand motet uit de zeventiende eeuw. Dit motet werd in 1672 uitgevoerd tijdens de begrafenisdienst van kanselier Séguier en bracht tranen in de ogen van madame de Sévignac die verzuchtte: ‘Ik geloof niet dat in de hemel mooiere muziek bestaat’.
Net als Hervé Niquet (Naxos 8.554397/8, 1994) verzamelde ook Stéphane Fuget deze werken op twee cd’s en zorgt voor heel mooie, goed gelukte uitvoeringen.