Ligeti: Le grand macabre. Sibylle Ehlert (Venus), Laura Claycomb (Amanda), Charlotte Hellekant (Amando), Derek Lee Ragin (Prins Go-Go), Jard van Nes (Mescalina), Graham Clark (Piet de Pot), Willard White (Nekrotzar), Frode Olsen (Astradamors), Martin Winkler (Ruffiack), Marc Campbell-Griffiths (Schobiack), Michael Lessiter (Schabernack), Steven Cole (witte dominee), Richard Suart (zwarte dominee) met de London Sinfonietta voices en het Philharmonia orkest o.l.v. Esa-Pekka Salonen. Sony 62312 (2 cd’s, 102’27”). 1998
Ligeti’s langste werk is de opera Le grand macabre, een wilde burleske die tussen 1974 en 1977 voor de opera in Stockholm werd geschreven en die daar zijn wereldpremière had. Het werk speelt in ‘Breughelland’, een werd die is geconcipieerd op basis van de visionaire schilderijen van Breughel en Bosch. Een apocalyptische omgeving waarin het einde van de wereld wordt aangekondigd zoals dat wordt ondergaan in een wereld vol groteske figuren, zoals daar zijn de infantiele prins Go-Go, de permanent gedrogeerde Piet de Pot, het liefdespaar Amando en Amanda, de travestiet astroloog Astradamors met zijn hoerige vrouw Mescalina die op een gegeven moment in razernij vervalt door het gedoe van de ceremoniemeester uit de opera, Nekrotzar, een pseudo Anti-Christus die beweert te zijn gezonden om het einde der wereld aan te kondigen, maar die op het kritieke moment van de uitvoering van dat plan gewoon omvalt in een dronken delirium. Logisch: dit is een twee uur lang muzikale roetsjbaan, maar een heel genietbare. En dan is er een niet te versmaden Venus/Gepopo, Ligeti’s Zerbinetta.
Muzikaal bezien tapt Ligeti uit een bijzonder rijk gevuld vaatje, meteen al in de ouverture voor 14 auto claxons. Er is ook een prachtige orkestrale mars, bestaande uit flarden rag-time en cha-cha gecombineerd met een gemutileerd thema uit Beethovens Eroica: de muziek waarop Nekrotzar het paleis in Breughelland betreedt. Maar het is niet alleen kolder en slapstick: de muziek voor Amando en Amanda is gewoon heel mooi en ook de passacaglia aan het slot is treffend.
De opname die tijdens het Salzburg festival in 1987 ontstond (Wergo WER 6170-2) heeft zijn grote verdiensten en is onvergelijkbaar omdat de componist het werk daarna grondig herzag, de gesproken dialogen inkortte en het orkest uitdunde. Niettemin is deze onder het toeziend oog van de kritische componist in het Engels gezongen weergave de betere van de twee. Ligeti’s correcties overtuigen, Salonen heeft een krachtiger greep op het geheel dan Howarth en het Engelse orkest speelt beter, kleuriger.
Als Gepopo is Sibylle Ehlert op spectaculaire manier virtuoos in haar coloraturen en Willard White overtuigt met zijn ernst als sinistere Nekrotzar; Graham Clark is een uitbundige, karakteristieke Piet de Pot, Jard van Nes en Frode Olsen zorgen voor een groteske Mescalina en Astradamors, Steven Cole en Richard Suart beelden raak de twee ministers uit. De ‘live’ opname uit het Parijse Théâtre du Chatelet is mooi geslaagd.