Liszt: Années de pèlerinage S. 160/3. Bertrand Chamayou. Naïve V 5260 (3 cd’s, 2u 30’24”). 2011
Wie midden negentiende eeuw verre reizen deed, kon veel vertellen, ook in de vorm van goeddeels programmatische pianowerken. Liszt bundelde een totaal van 26 stukken in zijn drie jaargangen Années de pèlerinage die elk voor zich over een royale periode tot stand kwamen. Aan de eerste band, Suisse leverde hij tussen 1848 en 1854 bijdragen, aan de tweede Italie van 1837-1849 en aan de derde, zonder ondertitel van 1867-1877. De Italië bundel bevat als onderdeel nog een supplement, de drie ‘Venezia e Napoli’ delen.
Achtergronden voor dit moois? In 1835 verliet gravin Marie d’Agoult haar echtgenoot en familie en sloot zich bij de toen 24-jarige Liszt aan als levensgezellin. De vier volgende jaren reisden ze samen uitgebreid door Zwitserland en Italië. In de eerste twee banden van de ‘Pelgrimsjaren’ kunnen we een soort reisverslag terugvinden. Delen hieruit werden onder verschillende titels, zoals Impressions et poésies, Fleurs mélodiques des Alpes en Paraphrases gepubliceerd, maar in de jaren 1850 herzag de componist het geheel en publiceerde het in de vorm die we nu kennen. De derde band dateert uit een latere periode.
In de Zwitserse bundel komen we bekende stukken als ‘Chapelle de Guillaume Tell’, ‘Au lac de Wallenstadt’, ‘Au bord d’une source’ en ‘Vallée d’Obermann’ tegen, in de tweede gaat het niet meer om verbeelde landschappen, maar meer over andere kunsten en literatuur, zoals titels als ‘Spozalizio’, ‘Il penseroso’, ‘Sonnets 47, 104 et 123 de Petraca’ en ‘Après unelecture de Dante’ (de beruchte ééndelige maar onderling gesplitste ‘Fantasia quasi sonata op basis van Dante Alighieri’s Inferno) aangeven.
De laat ontstane derde band voert ons de laatste, duisterder scheppingsperiode van Liszt binnen. Veelal karige, bijna impressionistische muziek, zoals die vertrouwd is uit bekende stukken als ‘Angelus! Prière aux anges gardiens’, ‘Aux cyprès de la Villa d’Este’, ‘Marche funèbre’ en ‘Sursum corda’.
Aan volledige opnamen van dit drieluik heeft het nooit ontbroken. Te denken valt aan France Clidat (Accord 476.4035), Jenö Jandó (Naxos 8.550548/50), Leslie Howard (Hyperion CDA 66448, 67026, 67107), Lazar Berman (DG 471.447-2) en recentelijk begin 2012 Oliver Schnyder (RCA 88697-97224-2). Maar vreemd genoeg heeft geen van deze opnamen de blijvende allure gekregen die het werk verlangt en verdient.
En nu dan de jonge Bertrand Chamadou. Is hij opgewassen tegen deze enorme taak? Zijn verbeeldingskracht en zijn pianotechniek worden hier tot het uiterste op de proef gesteld en hij doorstaat die proef met glans. Al Liszts associaties worden helder ten toon gespreid, de dichterlijke, extatische, noch de virtuoos-grillige kan van Liszt komen tekort. Beluister als proef van deze uitersten maar de Petrarcasonnetten (oorspronkelijk met zangstem geconcipieerd) en de Dantesonate. Tussen deze extremen duiken tal van andere parels op. Gelukkig kreeg hij ook een duidelijke, warm klinkende opnamekwaliteit mee. Een voorlopige winnaar dus, die voor deze enthousiaste luisteraar nog best een half uurtje met andere werken van Liszt had mogen vullen: twee schijfjes met nog een drie kwartier muziek is wat mager wanneer er tachtig ter beschikking staan.