Liszt: Hongaarse rapsodieën nr. 1-19 S. 244; Années de pèlerinage, première année ‘Suisse’ S. 160; Deuxième année ‘Italie’; Après une lecture de Dante S. 161; Venezia e Napoli S. 162; Troisième année S. 163. György Cziffra. EMI 764.882-2 (4 cd’s, 4u. 26’31”). 1972-1976
Veel muziek van Liszt draagt het stempel van zijn Hongaarse afkomst en van al zijn quasi zigeuner composities zijn de negentien Hongaarse rapsodieën het populairst en het inventiefst. Ze komen voort uit Liszts hernieuwde belangstelling in de volksmuziek van zijn vaderland. Het eerste vijftiental ontstond tussen 1840 en 1847, terwijl het laatste vijftal pas in de jaren 1870 werd toegevoegd.
Het gaat hier zeker niet om zijn beste of belangrijkste werken, ze klinken vaak wat vergezocht en oppervlakkig maar zijn ritmen en melodieën hebben iets aanstekelijks en zijn transcripties van de klanken van een zigeunerorkest (solo viool, klarinet, cimbalom en strijkers) zijn geweldig.
De Tweede rapsodie zal een feest der herkenning zijn: Tom and Jerry en Daffy en David weten daar meer van.
De Hongaarse pianist György Cziffra die eind 1993 op 72-jarige leeftijd in Parijs stierf zal lang worden herinnerd als een van de beste, maar ook een van de grilligste en minst voorspelbare Lisztvertolkers ooit. In de Hongaarse rapsodieën produceerde hij haast schrikaanjagende pianistiek en nam hij veel risico. In ieder geval zorgde hij ervoor dat niet alleen het beste, maar ook het slechtste uit de pianomuziek van Liszt naar voren bracht. De complete drie bundels Années de pèlerinage zijn meer dan een terloopse toegift en komen ook prachtig uit de verf.
Wie met een wat minder spannend betoog in de Rapsodieën genoegen neemt, kan goedkoper terecht bij Jenö Jandó (Naxos 8.554480/1) of Roberto Szidon (DG 453.034-2, 2 cd’s).