Liszt: Mosonyis Grabgeleit S. 194; Elegie nr. 1 ‘Schlummerlied inm Grabe’ S. 196; Dem Andenken Petöfis S. 195; Elegie nr. 2 S. 197; Nuages gris S. 199; La lugubre gondola nr. 1 en 2 S.200/1-2; R.W. – Venezia S. 201; Schlaflos, Frage und Antwort S. 203i; Am Grabe Richard Wagners S. 202; Unstern! Sinistre, disastro S. 208; Trauervorspiel und Trauermarsch S. 206 nr. 1 en 2; Nocturne ‘En rêve’ S. 207; Bagatelle ohne Tonart ‘Mephisto Walzer’ S. 216a. Andrea Bonatta. Astrée E 8725 (63’39”). 1990
Terwijl zijn tijdgenoten meer en meer noten opstapelden om Wagner te overtreffen, bewoog Liszt de muziek in zijn laatste pianowerken naar een tegengestelde rand. Met hun ruwe dissonanten en verdunde texturen, met hun gebruik van stiltes als dramatisch expressiemiddel, hun ontkenning van absolute tonaliteiten en hun gebrek aan herkenbare melodieën zijn deze uitingen profetisch voor de latere wereld van Schönberg en Webern.
Veel van deze werken getuigen van een obsessie met de dood en berouw, zoals bijvoorbeeld de beide versies van La lugubre gondola die blijk geven van Liszts voorgevoel van de dood van Wagner twee maanden voordat dit in 1883 in Venetië het geval was. Botsende akkoorden en ideeën die nauwelijks een kern of een richting hebben suggereren een leegte en een aan wanhoop grenzende melancholie die een zeer eenzame indruk maakt.
Andrea Bonatta speelt hier veertien van die late werken, Leslie Howard kwam op Hyperion CDA 66445 tot een totaal van dertig. Hun beider spel kent emotie en gevoelens van gemis. Gelukkig zonder blijken van sentimentaliteit.