CD Recensies

LIGETI: ÉTUDES E.A. PIANOWERKEN

Ligeti: Études band I en II; Beethoven: Pianosonate nr. 32 in c op. 111 Jeremy Denk. Nonesuch 7559-53056-2 (77’). 2011

Ligeti: Études I en II; Musica ricercata. Pierre-Laurent Aimard. Sony SK 62308 (65’). 1995

Ligeti: Études I II en III; Invention; Capriccio’s nr. 1en 2; Bagatellen nr. 1-3; Chromatische fantasie; L’arrache-coeur; 4 Vroege stukken ‘basso ostinato I-IV; Mars Induló; Polyfonie étude; Allegro; Sonatine; Bruiloftsdansen nr. 1-3; Musica ricercata nr. 1-11; Monument-Selbstportrait-Bewegung. Fredrik Ullén. BIS CD 1683/4 (2 cd’s, 2u. 10’ 04”). 1996/2004

Ligeti: Complete piano- en klavecimbelwerken. Erika Haase en Carmen Piazzini. Tacet 129 (2 cd’s, 2u. 12’16”) 1990-2003

Ligeti’s Études, 18 in getal en verdeeld over drie bundels, vormen heel bijzonder repertoire. De belangstelling van de componist om in verschillende materiaallagen te componeren, in verschillende metrums of verschillende tempi, in nieuwe vormen van ritmische articulatie om volgens zijn zeggen ‘een illusie van gelijktijdig voortschrijdende tempolagen door één vertolker’ te scheppen, gaat terug tot de vroege jaren zestig. Iedereen die zijn korte klavecimbelwerk Continuüm uit 1968 kent, kan daarop terugblikken vanuit een voorsprong met deze Études en beseffen dat het daarbij niet louter om een jeu d’esprit ging.  In feite blijkt dat nr. 10, Der Zauberlehrling, een opgegroeide naaste neef is.

Dit alles in tegenstelling tot de polyritmische études voor pianola van Nancarrow en de polyritmische kenmerken van Afrikaanse muziek uit streken bezuiden de Sahara waarvoor minstens twee vertolkers nodig zijn. Een andere invloed ging voor de eerste reeks Études uit 1983 ook van zijn Pianoconcert.

Veel andere stimulansen kwamen verder voort uit het besef dat er parallellen bestaan tussen muzikale procedures en sommige structuren die zijn aangetoond in de moderne mathematica, vooral uit de betrekkelijk jonge wetenschap van de dynamische systemen waarin het precaire evenwicht tussen orde en wanorde, patroon en chaos wordt onderzocht.

Dergelijke overwegingen lagen al ten grondslag aan Apparitions (1960) en Atmosphères (1961).

Maar laat u niet afleiden door deze overwegingen over fractale geometrie, dynamische systemen, deterministische chaos en dergelijke: het gaat tenslotte om deze werkelijk begoochelende muziek! Terwijl u nog niet eens heeft nagedacht over de manier waarop menselijke en wetenschappelijke culturen in het verleden niet eens zo ver uit elkaar lagen: “Er is een gemeenschappelijke plek in onze geest waar de schoonheid van de mathematica en de schoonheid van de muziek elkaar ontmoeten”. Alweer dixit Ligeti. Wie vertrouwd is met de opvattingen van Richard Dawkins heeft hier een voorsprong.

 Voor de luisteraar heeft deze theoretisch complexe muziek al gauw iets vertrouwds; de problemen kan hij aan de vertolker overlaten. De nieuwe ideeën zijn namelijk slechts gebruikt voor muzikaal/poëtische doeleinden. Zo is er een duidelijke verwantschap tussen de stukken uit de drie banden onderling, net als bij de Études van Chopin en Debussy. Net als bij hen is de tweede band al meer divers dan de eerste. In nr. 7, Galamb borong, wordt een imaginair soort gamelanmuziek getoond, in nr. 8, Fém horen we jazzinvloeden, nr. 12, Entrelacs, is ontleend aan een architectuurvorm met ornamenten. Enzovoorts – alles te ervaren in een boeiende ontdekkingsreis.

De discografische geschiedenis van deze Études begint met de eerste opname van Aimard (Erato) en anderen van Hind (Factory Classical), Banfield (Wergo).

De Zweed Ullén pakte het grondiger aan en registreerde net als Haase de complete pianowerken. De uitkomst is respectabel net als bij wat betere Erika Haase, maar de specialist in eigentijdse muziek, Aimard, overtreft ze in zijn tweede, ook rijker klinkende Sony opname alle twee want is genuanceerder, kiest passender tempi en lijkt vertrouwder met het idioom. Dan was er nog Lucille Chung (Dynamic CDS 5434) die in de Études voor de nodige verfijning zorgde in haar vitale vertolkingen, waarvoor ze in dit recital voor de hulp had van Alessio Bax in de vierhandige stukken.

En dan komt Jeremy op zijn bekende wijze met een contrastrijk uit Ligeti en Beethoven bestaand programma. Daar kun je van houden of niet. Hij beperkt zich tot de eerste twee banden en eigenlijk lijkt het vooraf logisch om ze alle drie bijeen te hebben. Beslissend is in ieder geval of beide werken optimaal realiseert.

Naar verhouding geeft Denk wat extra zwaarte aan Ligeti, is soms wat langzamer dan de norm maar daardoor wel heel duidelijk. In ieder geval ook heel respectabel. Ook in de sonate van Beethoven doet Denk heel mooie dingen al schaatst hij soms schijnbaar wat makkelijk over details heen en stelt hij echt teleur in die prachtige Arietta, de kern van het werk door de expressie nogal glad te strijken. Maar boeiend voor een keer is het zeker. Hoe goed het echter tegen vele herhalingen bestand is?