Liszt: Totentanz S 126 ii; Hongaarse rapsodieën nr. 1 in f S. 359 en 3 in D S. 359; Symfonische gedichten nr. 3 Les préludes S. 97, 13 Von der Wiege bis zum Grabe S. 107 en 6 Mazeppa S. 100. Rian de Waal (p) met Anima Aeterna o.l.v. Jos van Immerseel. Zig Zag Territoires ZZT 04110-2 (78’54”). 2003
Het bijzondere aan dit Lisztprogramma is, dat het een van de weinige is waarvoor is gepoogd om voor een ‘authentiek’ negentiende eeuws klankgewaad te zorgen. Dat betekent in het orkest niet alleen wat bleek klinkende fluiten en vrij vibratoloze, dus ‘kaal’ klinkende strijkers maar in de Totentanz ook niet alleen een oude Érard vleugel, maar eveneens een duivels klankgemiddelde en in de Hongaarse rapsodieën het gebruik van een ophicléide, maar ook van een cimbalom.
De aanpak van Van Immerseel is zoals gewoonlijk fel en gedecideerd en De Waals oude vleugel past heel goed bij het door de Dies irae basismelodie gewekte knekelindrukken.
Het is dus best begrijpeijk dat deze bijzondere cd een Franse bekroning kreeg.
In ieder geval is hiermee gezorgd voor een waardevol alternatief van de beste standaardvertolkingen van deze werken: Zimerman (DG 423.571-2) en Nebolsin (Naxos 8.570517) voor de Totentanz en Fischer (Philips 456.570-2) voor de Hongaarse fantasieën.