Lehár: Die lustige Witwe. Elisabeth Schwarzkopf, Josef Knapp, Hanny Steffek, Eberhard Wächter, Nicolai Gedda met het Philharmonia orkest en –koor o.l.v. Lovro von Matacic. EMI 747.178-8, 567.370-2 (2 cd’s, 79’40”). 1963
De best geslaagde operette van Lehár is haast Weenser dan Wenen zelf. Na het grote succes van zijn wals Gold und Silber uit 1902 wilde de componist graag carrière maken in het theater. Twee jaar later schreef hij een meesterwerk dat tot de volmaaktste en populairste operettes ging behoren.
Binnen een paar weken na de première in het Theater an der Wien in december 1905 had Wenen deze weduwe in het hart gesloten. Het werk bleek als The merry widow ook een goed exportproduct naar de Angelsaksische wereld.
Die lustige Witwe brengt op gelukkige manier iets van de Franse en de Habsburgse wereld bij elkaar. De locatie is Parijs, maar de essentiële handeling vindt plaats in de Ponteverdraanse embassade en de Habsburgse residentie va Hannah Glawari, de rijkste vrouw van Pontevedro dankzij het fortuin dat haar overleden echtgenoot achterliet. Ze mag echter niet met een buitenlander trouwen omdat zo het geld voor haar land verloren zou raken.
De ambassadeur, baron Zeta, heeft graaf Danilo uitgekozen als nieuwe echtgenoot, maar het duurt drie bedrijven, een aantal feesten en veel geflirt tussen ambassadeursvrouw Valencienne en haar aanbidder Camille voordat de weduwe bereid is tot een huwelijk. Hoogtepunten uit het werk zijn de bekende ballade, ‘Vilja Lied’ en de mooie wals uit de derde akte.
In de tijd van de Postcodeloterij ontmoet men een miljonair natuurlijk met veel jaloezie. In het geval van Hannah Glawari wijkt jaloezie al snel voor bewondering wanneer Elisabeth Schwarzkopf haar stem voor deze rol ter beschikking stelt. Haar beroemde/beruchte manierismen komen in deze rol zelfs goed te pas.
Ook dankzij de overige solistenprestaties wordt het feitelijk ten onrechte versmade operettegenre hier zeer geëerd, want Eberhard Wächter is een stijlvolle Danilo en Nicolai Gedda blinkt uit als Camille. Lovro von Matacic laat het Philharmonia orkest schitteren.
Natuurlijk bestaat een aantal alternatieven, bijvoorbeeld op DG 439.911-2 met Bonney, Studer, Terfel, Skovhus en dirigent Gardiner, maar het gehalte Wiener Blut is daar gewoon minder hoog. Andere opnamen scoren wat dit betreft nog slechter.