Tchaikovsky: Ouverture De storm op. 18; Ouverture in F; Liadov: Baba-Yaga op. 56; Het betoverde meer op. 62; Kikimora op.63; Rachmaninov: Orkestfantasie De rots op. 7. Russisch nationaal orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. DG 459.059-2 (63’24”). 1994
Anatoli Liadov (1855-1914) was een voortreffelijke miniaturist en had als docent aan het conservatorium in St. Petersburg behoorlijk grote invloed op de muziek van zijn jongere tijdgenoten. Zijn beste werken hebben veel van juweeltjes als gevolg van hun diepe en heldere kleuren die met veel finesse zijn aangebracht. Zijn korte symfonisch gedicht Het betoverde meer typeert bijvoorbeeld meteen met een paar subtiele penseelstreken het vochtige mysterie van het onderwerp. Baba-Yaga bezweert anders dan bij Moesorgsky in slechts drie minuten de dreiging die van de mythische heks uitgaat. Het door Stravinsky bewonderde Kikimora roept vanuit een omfloerste dreiging de demonische vrouw op van de huisgeest Domovai. Een kleine tekortkoming van Liadov was, dat hij helaas moeite had met grote structuren zodat we het met geweldige korte stukken als deze moeten doen. Ooit bekommerde Stephen Gunzenhauer zich om een uitgebreider Liadovprogramma (Marco Polo 8.220348), maar Pletnev is veel fijnzinniger en zorgvuldiger.
Hij biedt ook twee niet zo vaak gehoorde werken van Tchaikovsky. De Storm ouverture is nog redelijk bekend, maar de niet met een nader onderwerp getooide Concertouverture met een mooie hoornsolo is het werk van een zeer begaafde vijfentwintigjarige en verdiende een zo goed verzorgde interpretatie.
Het programma besluit het Rachmaninovs orkestfantasie De rots uit 1893. Een vroeg, nogal samengeflanst stuk dat echter knap is georkestreerd en dat bij vlagen aan Scriabin doet denken. De centrale climax is heel krachtig. Betere verklankingen van dit materiaal kan men zich nauwelijks voorstellen.