Mozart: Vesperae solennes de Domenica KV 321; Vesperae solennes de confessore KV 339. Annemarie Kremer (s), Europees kamerkoor en Kurpfälzisches kamerorkest o.l.v. Nicol Matt. Briljant Classics 94051/100 (54’50”). 2001
Wanneer ook nog Dixit Dominus en Magnificat KV 193/186g uit 1774 meteen was vastgelegd zoals bij de opname van de Capella Brugense onder Patrick Preire met de solisten Greta de Reyghere, mezzo Marijke van Arnhem, tenor Renaat Deckers en bas Jan van der Crabben (Naxos 8.554158) waren alle werken die Mozart voor de vesperdienst in de Salzburgse kathedraal schreef compleet geweest. De begeleiding bestaat zoals gewoonlijk uit strijkers (zonder altviolen), trompetten, pauken en orgel. In KV 321 heeft de trombone een korte solo.
De teksten van deze psalmen zijn tamelijk lang en omdat Mozart in Salzburg weinig tijd kreeg voor zijn composities moest hij de tekst snel op muziek zetten waarna deze vrijwel zonder repetitie vooraf werd uitgevoerd. Een dieper verband tussen tekst en muziek was daardoor vrijwel uitgesloten. Niettemin is sprake van samenhangende structuren die veel zin hebben.
In beide Vesperae zorgde de componist voor een mooie, contrapuntische uitwerking van ‘Laudate pueri’. Geen wonder dat hij in 1783 aan zijn vader vroeg om kopieën hiervan naar baron van Swieten te sturen in de hoop daarmee een goede indruk te vestigen. Ook ‘Laudate Dominum’ inspireerde hem tot wat speciaals, in kV 321 is dat de orgelsolo, in KV 339 de verrukkelijke sopraansolo die ook afzonderlijk populair werd.
Het zou echter te veel eer zijn wanneer wordt beweerd dat dit Mozart op zijn best is. De onderhavige vertolkingen zijn levendig en efficiënt. De tempi zijn gelukkig niet nodeloos opgevoerd, de ritmen vallen licht en de allegro’s van het ‘Dixit’ en ‘Beatus vir’ uit KV 339 klinken vlot en luchtig; de articulatie is duidelijk.
Het koor klinkt heel capabel en het solistenkwartet zingt met de verwachte homogeniteit en gevoeligheid. Sopraan Annemarie Kremer blinkt uit met een aantrekkelijke frasering. In het ‘Laudate Dominum’ uit KV 321 is ze helder en zorgvuldig en in dat uit KV 339 ontroert zij extra met fijne, gracieus getrokken melodielijnen.