Marais: Suites voor 2 gamba’s in d en in g uit Pièces de violes, boek 1. Mieneke van der Velde, Wieland Kuijken (vdg) en Fred Jacobs (theorbe). Ramée RAM 1407 (57’55”). 2014
Marin Marais werd in 1656 in Parijs geboren als zoon van een schoenmaker en werd later een van de belangrijkste musici aan het hof van Lodewijk XIV. Hij leerde compositie van Lully, de centrale muziekfiguur aan het hof, en was een gewaardeerd componist van opera- en kerkmuziek. Maar hij wordt tegenwoordig vooral herinnerd als een virtuoze bespeler van de viola da gamba. Als leerling overtrof hij zijn docent, de gerenommeerde componist en uitvoerend musicus Sainte-Colombe reeds binnen enige maanden. Helaas leidden de opkomst van de jongere gambavirtuoos Antoine Forqueray en de mislukking van zijn opera Semele tot Marais’ vroege terugtreding, zo’n twintig jaar voor zijn dood in 1728.
Net als zijn bijna-tijdgenoot François Couperin was Marais een voortreffelijke miniaturist en hij schreef bijna zeshonderd stukken voor de gamba, waarvan vele met verleidelijke titels als ‘Le labyrinthe’ en ‘La bizarre’ plus dansvormen als courante, sarabande en gigue. Marais’ uiterst expressieve melodische stijl wordt in toom gehouden door een sterk gevoel voor ritmiek, vaak gekruid met een pikante benadering van de harmonie.
Een goede uitvoering van deze sterk gekleurde muziek vereist niet alleen gedegen kennis van de vele stilistische eisen van de Franse barok, maar ook een beheersing van de retoriek die soms op het dramatische af is. Gelukkig bezitten de drie onderhavige musici deze in overvloed bij de vertolking van deze suites uit 1686 die zo opmerkelijk zijn omdat ze als enige – afgezien van een tweetal voor drie gamba’s uit boek 4 – voor twee gamba’s zijn. Een verder groot voordeel vormt de theorbebegeleiding die eigenlijk beter voldoet dan eentje door klavecimbel. De langzame delen vormen de mooiste momenten in deze zeer geslaagde opname.