Mariotte: Salomé. Kate Aldrich (ms., Salomé), Scott Wilde (b., Hérode), Julia Juon (ms., Hérodias), Jean-Luc Chaignaud (b., Jokanaan), Marcel Reijans (t., jeune Syrien), Delphina Galou (ms., Page d’Hérodiade), Cyril Rovery (b., premier sodat) en Fabrice Mantegna (t., deuxieme soldat) met het ensemble van de Opéra Montpellier Languedoc-Roussillon o.l.v. Friedeman Layer. Accord 442.8553 (2 cd’s, 1u. 39’05”). 2005
Mariotte: Impressions urbaines; Intimités; Le vieux chemin; Kakémonos. Sabine Revault d’Allonnes (s) en Daniel Blumenthal (p). Timpani 1C 1236 (67’14”). 2015
De Franse componist Antoine Mariotte (1875-1944) maakte als leerling van d’Indy en Widor, directeur van het conservatorium in Orléans en later van de Parijse Opéra comique vooral naam als de schrijver van de opera’s Salomé (1908), Le vieux roi (1913), Léontine soeurs (1924), Esther, princesse d’Israël (1925) en Gargantua (1935). Alle vrijwel vergeten, net als zijn ene symfonie, zijn koren, liederen en pianowerken.
Of dat terecht is, wordt aangetoond met dit tweetal uitgaven. Wat Salomé zo bijzonder maakt, is dat Mariotte in 1905 wel de eerste was die de oorspronkelijke Franse tekst van het stuk van Oscar Wilde op muziek zette, maar dat Richard Strauss de eerste was die toestemming kreeg om de Duitse vertaling te gebruiken zodat zijn opera meteen 9 december 1905 in Dresden in première kon gaan terwijl Mariotte tot 1908 moest wachten.
Verder blijkt dat Mariotte veel minder drama weet te halen uit de tekst dan Strauss. Het werk kabbelt teveel rustig door in laat romantische stijl. Zelfs de ‘Dans van de zeven sluiers’ heeft niets van een erotische balletscène en het hoofd van Jokanaan wordt zonder veel ophef aangeboden. Een ander minpunt is dat de rollen van Herodes en Jokanaan alle twee voor bas-bariton zijn wat verschillen wegvaagt. Maar hoewel wat arm aan contrast is de orkestratie degelijk. Het is eigenlijk vooral dankzij de meer dan gedegen, door Friedeman Layer aangevuurde uitvoering dat het werk toch de moeite waard is, zeker als interessant vergelijkingsmateraal. En dan zijn daar nog niet eens Massenet met zijn opera Hérodiade’ (Plasson, EMI 555.378-2) en Florent Schmitt met zijn La tragédie de Salomé op. 50 (bijvoorbeeld Janowski, Warner 2564-62764-2) bij gerekend.
Mariotte moet een begaafd pianist zijn geweest en des te merkwaardiger is het dat hij zo weinig voor het instrument schreef. Jammer dat zijn sonate uit 1907 hier ontbreekt. Het belangrijkst is zijn beschrijvende stuk Impressions urbanes met de delen ‘Usines’. ‘Faubourgs’, ‘Guingettes’, ‘Décombres’ en ‘Gares’, geschreven in een vrij lineaire, bitonale, dissonante en ritmisch vrij complexe stijl passend bij muziek die over de industrie, stations en machines gaat.
Kakémonos (een tekening op een perkamentrol) is een vrucht van Mariotte’s tijd als marine officier toen hij in 1895 het einde van de Chinees-Japanse oorlog meemaakte en daarover deze ‘4 Japanse stukken’ (‘Panorama’, ‘Gheshas’, ‘Temple aux crépuscule’ en ‘Fête’) componeerde.
De liederenbijdrage bestaat uit de cyclus van drie Intimités en twee losse liederen, intiem van aard inderdaad en herinnerend aan Duparc. Vooral ‘Si je t’aime’ is erg mooi. Het geheel wordt erg mooi door Sabine Revault d’Allonnes voorgedragen en Daniel Blumenthal toont zich een overtuigende pleitbezorger voor Mariotte.