Messiaen: Couleurs de la cité céleste; Et exspecto resurrectionem mortuorum; Méditations symphoniques nr. 1-4 ‘L’ascension’. Yvonne Loriod (p) met de Groupe instrumental à percussion de Strassbourg en het Orchestre du Domaine musical o.l.v. Pierre Boulez. Erato 4509-91706-2, Sony SMK 68332 (73’42”). 1966
Messiaen: Haïkaï nr. 1-7; Couleurs de la cité céleste; Un vitrail et des oiseaux; Oiseaux exotiques. Yvonne Loriod (p) met het Ensemble InterContemporain o.l.v. Pierre Boulez. Naïve MO 782131, Montaigne WM 332 (61’44”). 1988
Messiaen: Des canyons aux étoiles; Oiseaux exotiques; Couleurs de la cité céleste. Paul Crosley(p) met London Sinfonietta o.l.v. Esa-Pekka Salonen. Sony SB2K 87951 (2 cd’s, 2u. 01’39”). 1988
Messiaen: Oiseaux exotiques; Haïkaï nr. 1-7; Couleurs de la cité céleste; Un vitrail et des oiseaux; La ville d’en-haut; Et expecto resurrectionem mortuorum. Peter Donohoe (p) met het Nederlands blazersensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. Chandos CHAN 9301/2 (2 cd’s, 1u. 41’43”). 1994
Messiaen: Petites liturgies de la présence divine nr. 1-3; Couleurs de la cité céleste; Hymne au Saint-Sacrement. Roger Muraro (p), Valérie Hartmann-Claverie (0ndes martenot), Catherine Cournot (p), Maîtrise de Radio France en filharmonisch orkest van de Franse omroep o.l.v. Myung-Whun Chung. DG 477.944 (68’24”). 2007
Wie had verwacht dat dat Messiaen met zijn Couleurs de la cité céleste uit 1964 – het werk waarop we ons hier concentreren - met een bezonnen,geheimzinnig in gebedsfeer verlopend werk heeft geschreven, komt zeer bedrogen uit. De componist ontleende zijn inspiratie aan het Bijbelboek Openbaring van Johannes met zijn profetieën
In het werk is sprake van regenbogen en van trompetten, van afgronden en uitgestrekte vlaktes, verblindend licht en spectrale kleuren; de compositie is dienovereenkomstig georkestreerd voor felle klarinetten, xylofoons, xylomarimba, marimba koper (o.a. vier trombones), een belgrijke piano maar geen ondes martenot en metalen slagwerkinstrumenten: het is kortom een van de luidste partituren die hij schreef.
Hij verleende kleurwaarden aan de klank; het koper ‘speelt rood’ bijvoorbeeld en de de houtblazers ‘spelen blauw’. Ook onvermijdelijke imitaties van vogelzang zijn weer aanwezig om een andere ‘internationale laag’ over de muziek te leggen.
Zelf zei de componist hierover nog: “Het werk eindigt niet, maar draait in zichzelf rond… als het rose venster in een kathedraal”. Net als Boedistische mandalas en Sanskriet wielen suggereert de symmetrie van het werk de eeuwigheid, een eindeloze ontwikkeling.
Het was Pierre Boulez die het werk in 1964 in Donaueschingen ten doop hield en zijn kort daarop gemaakte opname was jarenlang maatgevend. Later, in 1988 herhaalde hij dat. In de loop der tijd voegden De Leeuw en Salonen zich met heel goede vertolkingen bij hem. Chung echter levert een curieuze, afwijkende opvatting waarin het vernieuwende, heel eigene van de componist lijkt te ontkennen, waardoor het in zijn verklanking ontbreekt aan contouren en zeggingskracht.