Mendelssohn, F.: Pianokwartet in As; Strijkkwartet in Es; Pianotrio in d op. 11. Renate Eggebrecht-Kupsa (v), David Cann (va), Friedemann Kupsa (vc), Stefan Mickisch (p) c.q. Fanny Mendelssohn kwartet. Trouba TRO-CD 01408 (65’02”). 1994
Mendelssohn, F.: Pianotrio in d op. 11; Schumann, C.: Pianotrio in g op. 17. Darlington pianotrio. Hyperion CDA 66331 (56’16”). 1988
Fanny Mendelssohn, de oudere zus van Felix (1805-1847) was net als dat beroemdere familielid een best productieve componiste die alleen al bijna vijfhonderd pianostukken schreef om ook in haar behoefte als begaafd pianiste te voorzien. Deels werden ze onder de naam van haar broer gepubliceerd.
In de jaren 1830 speelde ze een hoofdrol in een door haar geopende salon waarvoor ze – inderdaad – haar salonmuziek schreef. Maar eigenlijk zijn haar dagboeken haar brieven over het muziekleven uit haar tijd interessanter dan haar composities.
Toch schreef Fanny ook best aardige kamermuziek. Het beste, mooiste voorbeeld daarvan in het pianotrio dat getuigt van groot vakmanschap en dat vlot klinkt. De ideeën die aan het werk ten grondslag liggen, zijn aardig genoeg, maar van erg persoonlijke aard zijn ze niet.
Dat geldt eigenlijk ook voor haar strijkkwartet en pianokwartet, maar de werken verdienen best de aandacht omdat er weinig vrouwen waren (en zijn) die in deze vormen opvallen. De kennismaking met het pianotrio van Clara Schumann beweegt zich in dezelfde charmante sfeer.
Zonder overrompelend te zijn, klinken de vertolkingen op beide cd’s goed en degelijk.