Melartin: Symfonieën nr. 1 in c op. 40/1 en 3 in F op. 40. Tampere filharmonisch orkest o.l.v. Leonid Grin. Ondine ODE (60’54”). 1994
Melartin: Symfonieën nr. 2 en 4 op. 80 ‘Zomersymfonie’. Tampere filharmonisch orkest o.l.v. Leonid Grin. Ondine ODE 822-2 (69’48”) 1994
Melartin: Symfonieën nr. 5 op. 90 ‘Sinfonia brevis’ en 6 op.100. Tampere filharmonisch orkest o.l.v. Leonid Grin. Ondine ODE 799-2 (68’07”). 1994.
Melartin: Symfonieën nr. 1 in c op. 30, 2, 3 in F op. 40, 4 op. 80 ‘Zomersymfonie’, 5 op. 90 ‘Sinfonia brevis’ en 6 op. 100. Fia Freund (s), Lilli Paasikivi (ms), Laura Nykänen (a) met het Tampere filharmonisch orkest o.l.v. Leonid Grin. Ondine ODE 931-2 (3 cd’s, 3u. 18”49”). 1994
Lang was Erkki Melartin (1875-1937) vooral bekend als geslaagde miniaturist. Totdat dankzij exploraties van Ondine ook grootschalige werken aan het licht werden gebracht, zoals zijn zestal symfonieën die hier naar keuze paarsgewijs of in hun totaal worden aangeboden. Deze werken ontstonden in de periode 1902 tot 1925 en een zekere overeenkomst met het zevental van Sibelius valt niet te ontkennen.
Het uitgangspunt blijkt in de Russische school van Borodin en Tchaikovsky te liggen. Van al deze symfonieën maken de hoekdelen niet meteen de meeste indruk, hoe hecht ze qua vorm ook zijn. Het zijn juist de middendelen die als fraaie intermezzi frapperen, vooral in nr. 4 (1912). De ondertitel Zomersymfonie duidt op een zonnig majeurwerk en dat klopt aardig. Als verrassing horen we in het derde deel drie vrouwenstemmen. Even valt aan Mahler te denken.
De symfonie nr. 1 (1902) is ondanks zijn c-klein nog wat onopmerkelijk, maar zeker het aanhoren waard. In de heldhaftig klinkende tweede symfonie (1904) met Kalevala-achtige invloed gaan de vier delen zonder onderbreking in elkaar over. Ook nr. 3 (1907) zit goed in elkaar en is erg de moeite waard.
De vijfde symfonie (1916) is gezien de aanduiding Sinfonia brevis eigenlijk met ruim een half uur behoorlijk lang. Maar feitelijk bevalt hij het beste van het zestal. Het werk herinnert wat aan Nielsens nr. 3 uit 1911 en dat mag als een compliment worden opgevat.
Een expressionistische inslag heeft nr. 6 (1925) met zijn nogal drukkende sfeer. Wie gesteld is op de muziek van Sibelius, Stenhammar en Nielsen moet deze symfonieën zeker proeven. De vertolkingen laten eigenlijk niets te wensen over.