Martin: Ein Totentanz zu Basel im Jahre 1943. Edith Habraken, Christine von Arx (slagw), Geoffrey Douglas Madge (p), Sacramentskoor Breda, ARMAB orkest, Basel Drums en Hineni strijkorkest o.l.v. Bastiaan Blomhert. CPO 777.997-2 (66’08”). 2012
Wat geweldig dat dit curiosum aan de Frank Martin discografie is toegevoegd. Want waar gaat het om? In het midden van de vijftiende eeuw werden op de muur rond het kerkhof van het Dominikanenklooster in Bazel 37 afbeeldingen van Konrad Witz die vermoedelijk na de pestepidemie in 1340 zijn over het gegeven van de dodendans – een zinnebeeldige voorstelling waarin de als een geraamte voorgestelde dood personen van elke leeftijd, stand en geslacht dansend meevoert – geschilderd. Albrecht Dürer en Hans Holbein hielden zich ook met dit thema bezig, net als de dichters Gryphius, Goethe en Rilke. Helaas werden de meeste daarvan in 1805 bij afbraak verloren en bleven slechts negentien fragmenten over; ze zijn deels te vinden op prenten van M. Merian uit 1644 (maar met Google is nog wel een aquarel met alle 37 te vinden).
In 1943 vroeg pantomimespeelster Mariette von Meyenburg haar oom Frank Martin om muziek te schrijven bij een door haar te geven theatervoorstelling. In het scenario ging het om een danser die de dood uitbeeldt en een twaalftal pantomimes. De handeling telt acht taferelen.
Daarin worden verschillende paarvormingen van de dood met mensen die hij opzoekt (of hem bezoeken) belicht in een muziek die soms traditioneel van aard is, maar soms ook twaalftoons karakter bezit.
Jammer genoeg ging ook hiervan veel verloren. Maar voor deze cd première werd geput uit nieuw gecomponeerd en aan andere werken ontleend materiaal.
De muziek gaat uit van door een jongenskoor met klein gehouden orkest gezongen geestelijke teksten, terwijl de dodendansen – als ‘musique profane’ – door een grote jazzband worden uitgevoerd. De tegenwoordig nog levendig beoefende Bazelse trommelstukken dienen om de dodendansen te begeleiden. Toevoegingen bestaan uit liederen die meest stammen uit evangelische gezangboeken en die door een klein bezet orkest worden begeleid.
Maar er zijn ook citaten uit Martins andere vocale werken, zoals de Mis voor twee vierstemmige koren uit 1922/6 en het Requiem uit 1972. Dat feest herkenning gaat verder met momenten uit instrumentale concerten, kamermuziek en de opera Der Sturm uit 1956.
Middenin W.O. II met toen al bekende blijken van menselijke massavernietiging moet het werk diepe indruk hebben gemaakt, maar verder kwam het slechts in 1992 tot een heruitvoering.
Maria Martin, de weduwe van de componist heeft ooit voorgesteld om een concertsuite uit het bewaarde materiaal samen te stellen om het werk levend te houden, maar voor deze opname werd gelukkig besloten van het zo volledig mogelijke origineel uit te gaan.
Dat blijkt zeer de moeite waard, want het klinkend resultaat is heel boeiend in deze grotendeels goed geïntegreerde en geslaagde verklanking.
Eigenlijk het enige serieuze minpunt van de is het aandeel van het Bredase Sacramentskoor, dat mogelijk fraai Latijnse teksten zingt, maar niet weet hoe het goed Duits uit moet spreken en articuleren. Daardoor gaat bijvoorbeeld veel verloren van het rond 1580 ontstane soldatenlied ‘Der grimmig Tod mit seinem Pfeil’ van Balthasar Bidembach (1533-1578). Verder alle waardering voor dit initiatief.