Mendelssohn: Sextet voor piano, strijkkwartet en contrabas in D op. 110; Pianokwartet nr. 1 in c op.1. Andra Darzins (va), Wolfgang Wagner (cb) met het Bartholdy pianokwartet. Naxos 8.550966 (61’27”). 1992
Mendelssohn: Pianokwartetten nr. 2 in f op. 2 en 3 in b op. 3. Bartholdy pianokwartet. Naxos 8.550976 (60’54”). 1992
Nauwelijks een ander wonderkind-componist behalve Mozart toonde zoveel muzikaal talent als de jonge Mendelssohn. Zijn vroegbloeiende genie maakte hem tot een fenomeen en in de jaren daarna steeg zijn status tot die van de grote componisten. Daarna volgde een haast te verwachten neergang van die reputatie: zijn beschermde middenklasse milieu, zijn bevoorrechte jeugd in Berlijn, inclusief zijn oom de filosoof Moses Mendelssohn, pasten niet goed in de midden negentiende eeuwse opvattingen over de gekwelde, strijdende geest van een romantisch kunstenaar.
Het is juist in de door de derde en vierde symfonie plus het vioolconcert overschaduwde kamermuziek dat hij al vroeg uitblonk. Het Octet dat hij op 16-jarige leeftijd schreef, is een geniaal werk.
Wanneer we verder teruggaan in Mendelssohns jeugd, komen we bij zijn drie pianokwartetten, zijn eerste gepubliceerde werken. In het algemeen is hard te maken dat Mendelssohns op. 1 tot op. 10 substantiëlere muziek bieden dan Mozarts KV 1-10.
In 1822, 1823 en 1825 schreef Mendelssohn zijn drie pianokwartetten op. 1-3; het hoge opusnummer van het pianosextet 110 is misleidend, want het werk stamt uit 1824 maar verscheen pas in 1868 in druk in de eerste volledige uitgave van Mendelssohns werken. De instrumentatie is met een strijkkwartet plus tweede altviool en contrabas wat ongewoon.
Zeker van dit sextet bestaan meerdere opnamen, maar van de pianokwartetten nauwelijks. Daarom is deze goedkope uitgave met zeer stijlvolle verklankingen zo welkom.
Pianist Pier Narciso Masi en de strijkers spelen voortdurend vloeiend en tonen een lichthartige stijl die goed bij de jonge Mendelssohn past.