CD Recensies

MONTEVERDI, BEST OF MONTEVERDI, THE

Monteverdi: The best of Moneverdi. Gedeelten uit l’Orfeo, Vespro della beata vergine, Scherzi musicale, Madigalen boeken 4, 5,7, 8 en 9; Messa a quattro voci; L’incoronazione di Poppea, Selva morale e spirtuale, Lamento d’Arianna. Solisten met de English Baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner, het Consort of musique o.l.v. Anthony Rooley, het Gabrieli Consort & Players o.l.v. Paul McCreesh, Private Musique o.l.v. Pierre Pitzi e.a. DG 479.7193 (2 cd’s, 2u. 19’52”). 1971-2014

 

Op 15 mei 2017 wordt de vierhonderdvijftigste verjaardag van Claudio Monteverdi gevierd. Een goed moment om ook hier even stil te staan bij deze componist, van wie de belangrijkste werken zoals Il Combattimento di Tancredi e Clorinda, Il ritorno d’Ulisse in patria, Lamento d’Arianna, L’incoronazione di Poppea, Madrigalen l’Orfeo, Il ritorno d’Ulisse, Scherzi musicali, Selva morale, Vespro della beata vergine in de CD recensierubriek deels in veelvoud en in de Vergelijkende Discografieën zijn besproken. Daar valt niet zoveel aan toe te voegen. Maar over de componist is best meer te zeggen. 

Monteverdi’s loopbaan viel samen met grote veranderingen in de Europese muziekwereld. Sinds de tijd van Josquin streefden de componisten ernaar hoe ze het beste de betekenis van de teksten die ze op muziek zetten konden communiceren.

Tegen het eind van de zestiende eeuw begonnen progressieve componisten de polyfonie te vervangen door nieuwe muziekvormen, die monodie werden genoemd en waarin de melodie werd beperkt tot één stem. Alle toegevoegde stemmen zorgden voor een ondersteunende rol en vulden de harmonie onder de melodie aan, meestal in de vorm van akkoorden.

De toegenomen verbale helderheid gaf de componisten een betere mogelijkheid om ideeën en gevoelens te uiten. Geen componist uit zijn tijd was zo bemoeid om daar gebruik van te maken. Maar hij deed dat niet uitsluiten door zich op één stijl te concentreren maar door er eentje te kiezen die het beste aan zijn eisen voldeed.

Zijn belangrijkste werken, de opera’s en de Vespers, combineren een aantal muzikale methodes – van eenstemmigheid tot madrigaalkoren - die ervoor zorgen dat een gevarieerd en bovenal dramatisch geheel ontstaat.

Monteverdi werd in Cremona in Noord Italië geboren als zoon van een apotheker cum barbier/dokter. Na studie bij Marc’ Antonio Ingegneri. De maestro di cappella aan de kathedraal van Cremona, voegde hij zich bij het hertogelijke hof van de familie Gonzaga in Mantua waar hij ruim twintig jaar dienstdeed. Dat was een hoogst gecultiveerde, maar ook claustrofobische werkomgeving.

Hertog Vicenzo I was een tirannieke en veeleisende persoon en Monteverdi vond vaak dat hij niet naar waarde werd geschat. De Gonzaga’s behoorden niet tot de invloedrijkste Italiaanse families maar ze leefde in grootse stijl en hadden andere belangrijke kunstenaars, zoals de schilder Rubens en de maestro di cappella Giaches de Wert in dienst. Deze laatste had een belangrijke invloed op zijn jongere collega.

In 1599 trouwde Monteverdi met een van de hofzangeressen, Claudia de Cattaneis en in 1601 werd hij kapelmeester van de hertogelijke Santa Barbara kapel.

Zijn eerste opera, l’Orfeo, ging in 1607 in première; het werk was geschreven op instigatie van Francesco, de oudste zoon van de hertog. In datzelfde jaar stortte de dood van zijn vrouw Monteverdi in een diepe crisis. Hij keerde terug naar zijn vader in Cremona maar werd in 1608 naar het hof teruggeroepen om een nieuwe opera te componeren. Dat was Arianna voor het huwelijk van Francesco. Dit werk had groot succes, maar werd helaas nooit gepubliceerd op een fragment na: de prachtige Klacht van Arianna.

Monteverdi’s laatste jaren in Mantua schijnen nogal frustrerend te zijn geweest en zijn beroemde Vespers uit 160 werden gepubliceerd met een opdracht voor de paus in de hoop dat hij daar een aanstelling zou krijgen. Daar is het niet toe gekomen en toen Francesco Gonzaga in 1612 zijn vader opvolgde, werd Monteverdi werkeloos.

Opnieuw keerde hij terug nar Cremona totdat hem plotseling de baan van maestro di cappella aan de St. Marcus in Venetië werd aangeboden. Daar verbeterde hij het muzikale niveau aanzienlijk en werd mede daarom ook beter gewaardeerd, wat zich ook uitte in een vast, substantieel honorarium.

Na de verschrikkelijke pestepidemie die Venetië in 1630 trof, werd Monteverdi priester en hij zou zijn laatste jaren in eenvoud zijn gesleten als niet uitgerekend in Venetië de eerste voor gewoon publiek bestemde opera, San Cassiano in 1637 was geopend.

Zijn laatste jaren werkte Monteverdi nog voor die opera, maar helaas zijn slechts twee werken uit die slotperiode bewaard: Il ritorno d’Ulisse uit 1640 en L’incoronazione di Poppea uit 1642.

Het ter gelegenheid van deze verjaardag uitgegeven dubbelalbum bevat de belangrijkste hoogtepunten uit Monteverdi’s oeuvre in heel goede, maar niet altijd de allermooiste vertolkingen. Wie niet zijn volledige werken wenst, krijgt aan de hand van het gebodene wel een heel goede indruk van Monteverdi’s muziek.