CD Recensies

MERCADANTE: FRANCESCA DA RIMINI

Mercadante: Francesco da Rimini. Leonor Bonilla (s., Francesca), Aya Wakizono (ms., Paolo), Merto Süngü (t., Lanciotto), Antonio di Matteo (bs., Guido), Larisa Martinez (s., Isaura), Ivan Ayen Rivas (t., Guelfo) met het koor van de Transsylvaanse opera en het Cluj filharmonisch orkest o.l.v. Fabio Luisi. Dynamic CDS 7753-03 (3 cd’s, 3u. 10’48”). 2016

 

Francesca da Rimini (1255-1285) was de beeldschone dochter van Guido da Polenta, heer van Ravenna en tijdgenoot van Dante die haar koos als figuur in de vijfde zang van zijn Goddelijke komedie

Haar vader was in oorlog met de familie Malatesta en wilde vrede sluiten door Francesca uit te huwen aan de dappere, maar invalide en misvormde Giovanni Malatesta, de zoon van de heer van Rimini. Guido da Polanta bedroog evenwel zijn dochter door te suggereren dat ze met Giovanni’s knappe broer Paolo zou trouwen. Francesca werd inderdaad verliefd op Paolo en ontdekte pas op de ochtend na de trouwdag dat ze met zijn broer was gelieerd. Francesca en Paolo werden opnieuw verleid door de geschiedenis van ridder Lancelot en koningin Guinevere en werden minnaars. Na betrapt te zijn, werden ze beiden vermoord door Giovanni.

In de schilder- en beeldhouwkunst is Francesca vaak vereeuwigd. Tchaikovsky wijdde in 1876 een symfonisch gedicht aan haar (Pappano, EMI 370.065-2) en Eduard Nápravnik in 1902, Rachmaninov in 1905 (N. Järvi, DG 453.455-2) en Zandonai in 1914 (Gavazzeni, Myto MCD 051.303) een opera. 

En dan blijkt ineens dat Severino Mercadante ze in 1830 allen voor was. Maar het voor Madrid bestemde werk op libretto van Felice Romani is daar nooit opgevoerd en ook in de Scala kwam daar niets van, erger het werk raakte zoek totdat het in 2016 tijdens het Festival della Valle d’Itria tot een zeer verlate presentatie, die goed past in het kader van de herontdekking van de bel canto opera. 

Al luisterend blijkt dat Mercadante misschien wel de beste Italiaanse operacomponist tussen Rossi en Verdi was.

Daarvoor is in de eerste plaats veel dank verschuldigd aan dirigent Fabio Luisi die verrast met een briljante, levendige orkestpartij. 

Daar kot bij dat hij kon beschikken over een stel jonge, goed geschoolde zangers. Leonor Bonita schittert op elegante wijze in de vocaal halsbrekende toeren vergende titelrol die voor Adelaide Tosi was bestemd. Ze weet heel goed zowel de aanvankelijke besluiteloosheid als de latere vastbeslotenheid te uiten. 

Dat blijkt meteen in de cantilene ‘Seco d’inico’ en de canzonetta ‘Bell’alma che vedete’, maar misschien nog beter uit ‘È l’ultima lagrime’ in de tweede akte. 

Maar in de andere belangrijke rollen doen Aya Wakizono die in de travestierol als Paolo over een heel mooi mezza voce en goede coloraturen geloofwaardig Paolo neerzet en de geloofwaardige Marto Süngü (Lanciotto) nauwelijks voor haar onder.

Wie wat hoogtepunten wil horen, kiest bijvoorbeeld het duet tussen Lancelo en Guinevere, het trio ‘Cielo i miei voti’ of ‘A quel pianto’ uit de finale.

De geluidskwaliteit van deze ‘live’ opname is heel goed afgezien van wat onvermijdelijke toneelgeluiden en een enkel hoestje. De presentatie en beschrijving hadden echter een stuk beter gekund.