Mozart: Strijkkwartetten nr. 1 in G KV. 80, 2 in D KV. 155, 3 in G KV 156, 4 in C KV. 157, 5 in F KV. 158, 6 in Bes KV 159, 7 in Es KV. 160, 8 in F KV 168, 9 in A KV. 169, 10 in C KV. 170, 11 in Es KV. 171, 12 in Bes KV 172, 13 in d KV. 173, 14 in G KV 387 ‘Frühling’, 15 in d KV 421, 16 in Es KV. 428, 17 in Bes ‘Jagd’, 18 in A KV 464, 19 in C KV. 465 ‘Dissonanten’, 20 in D KV 499, 21 in D KV. 575, 22 in Bes KV 589 en 23 in F KV. 590. Leipzigs kwartet. MDG MDG 307-2066-2 (8 cd’s, 7u.55’11”). 1998/2006
Het Strijkkwartet nr. 1 KV 80 dat de veertienjarige Mozart in 1770 schreef in Lodi bij Parma tijdens zijn eerste Italiaanse reis, houdt nog nauwelijks de belofte in van zijn latere meesterwerken in deze vorm. Het is ook haast geen strijkkwartet want de eerste viool leidt de muziek en de cello heeft nog niet meer dan een continuorol.
De reeks van KV. 155 tot KV. 160 ontstond op weg naar Milaan tijdens zijn tweede Italiaanse bezoek en hier is al sprake van volwaardige kamermuziek; de middenstemmen zijn beter uitgewerkt en de begindelen hebben aan belang gewonnen.Maar bovenal verschijnt hier een persoonlijke expressie en ontstijgt het genre achtergrondmuziek. Dat geldt vooral voor de langzame delen waarvan de meeste in mineur zijn. Hoe serieus Mozart hier bezig was, blijkt uit het feit dat hij een vervangend adagio schreef voor KV. 156. Er zijn ook nog een paar fragmenten KV 464a en 587a maar die worden gewoonlijk overgeslagen.
De crisis in Mozarts werken voor strijkkwartet, zijn strijd om voor oorspronkelijkheid te zorgen, spreekt uit de zes kwartetten KV. 168-173. Ze staan onder invloed van de confrontatie van een zeventienjarige met de rijpe kwartetten van Haydn, die hij in de zomer van 1773 in Wenen ontmoette en die net zijn op. 17 en op. 20 had gepubliceerd. Hun experimentele karakter, de contrapuntiek en de markante contrasten zetten Mozart aan het denken. Voor het eerst maakt ook Mozart deze werken vierdelig en er zijn blijken van Haydns invloed zoals blijkt uit een iets grotere onderlinge afhankelijkheid van de vier partijen.
Toen Haydn in 1782 met zijn ‘Russische ’kwartetten op. 33 kwam en daarin een heel nieuwe stijl toonde, stuurde Mozart hem de zes kwartetten KV. 347, 421, 428, 458, 464 en 465 en droeg deze aan hem op met de opmerking dat ze ‘de vrucht waren van lang en zwaar werk’. Ze vormen een der toppen in Mozarts oeuvre. Dat is te danken aan een weer wat grotere vrijheid van de individuele spelers en de subtiele verwerking van de thema’s, maar volgde daarbij wel een andere weg dan Haydn. Hij sublimeerde de gevoelsmatige passie, maar hield wel vast aan de formele discipline.
Hoewel Mozart zijn baan bij aartsbisschop Coloredo in Salzburg had opgezegd en hoewel zijn muziek allerlei conventies achter zich liet, bleef hij een kind van zijn tijd, de achttiende eeuw. Pogingen om een baan te krijgen in Mannheim, Wenen en Berlijn mislukten in eerste instantie, een voorteken van zijn persoonlijke tragedie, hoe uit de tijd de dienstbaarheid aan een hof ook was geworden.
Een geluk bij een ongeluk is, dat we Mozarts laatste drie strijkkwartetten, KV. 575, 589 en 590, nog wel te danken hebben aan die sollicitatie in Berlijn. Ze werden in 1789/90 geschreven voor de illustere, cellospelende koning Frederik Willem II van Pruisen die daarom werd bedacht met een bijzondere cellopartij. Er waren zes kwartetten besteld, maar na drie was de koek op.
Kwalitatief zijn ze misschien iets minder dan de ‘Haydn’ kwartetten, maar ze getuigen wel van persoonlijkheid en expressie gaat boven een uiterste perfectie.
Sinds eind jaren negentig verschenen van het Leipzigs kwartet in een aantal afleveringen al de complete Strijkkwartetten van Mozart. Verdeeld waren deze als volgt:
Losgekoppeld van kwartetdelen van Beethoven, Schubert en Brahms op MDG 307-0936-2 en na de zes aan Haydn opgedragen kwartetten (MDG 307-1035-2), na de vroege kwartetten nr. 1, 2, 6, 9 10 (MDG 307-1975-2), 3, 4, 8, 13 (MDG 307-1976), nr. 5, 7, 11, 12 (MDG 307-2044-2), nr. 14, 15 (MDG 307-1035-2), nr. 17 KV.458 en 18 KV. 465 (MDG 307-1107-2), of alle 6 de Haydnkwartetten nr. 14-19 (MDG 307-1035-2) en de drie Pruisische nr. 21, 22 in Bes KV. 589, 23 inKV 590 KV 575. Nu herverschijnen ze logisch in één album.
Het is natuurlijk niet de eerste complete reeks. Ze werd wat de beste en mooiste betreft voorafgegaan door het Italiaans kwartet Philips 416.419-2 (8 cd’s) 1967, het Alban Berg kwartet verdeeld over Teldec 9031-72480-2 en EMI 763.858-2 (8 cd’s ), 1987/1990 en het Hagen kwartet DG 431.645-2, 471.024-2, 423.106-2 en 477.5081 (8 cd’s), 1990/2003).
Wie een van die opnamen bezit, hoeft niet metten te vrezen dat is muzikaal/technisch achterhaald is. Hooguit de Philips opname vertont verschijnselen van een verouderde techniek die echter de warme toon niet aantast. Het Bergkwartet valt enigszins weg, maar de Hagens hebben niets aan glans ingeboet. Het is vooral daarmee dat men de ook voortreffelijke Leipzigers die keurig zijn opgenomen moet vergelijken.