Mozart: Così fan tutte KV. 588. Mia Person (s. Fiordiligi), Angela Brower (ms., Dorabella), Adam Plachetka (bs., Guglielmo), Rolando Villazón (t., Ferrando), Mojca Erdmann (s., Despina) en Alessandro Corbelli (b., Don Alfonso met het Vokalensemble Rastatt en het Europees kamerorkest o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. DG 479.0641 (3 cd’s, 2u.58’10”).
Er bestaat maar weinig achtergrondinformatie over deze derde van het drietal komedies van da Monte en Mozart. Het is een geraffineerde oefening in klucht, onderbouwd door verlichtingsfilosofie, waarin de cynische Don Alfonso wedt met twee soldaten over de trouw van hun verloofdes en hen aanmoedigt om zich te vermommen en de verloofde van de ander te verleiden.
Het libretto is Da Ponte’s meesterwerk, een mix van muziekgezindheid, vormbeheersing en prachtige dictie, gekenmerkt door veel uiteenlopende invloeden. Così van tutte kan wel het grootste raadsel van de opera worden genoemd.
Velen hebben het basale verschil in ernst opgemerkt waarmee Da Monte en Mozart de situatie van de beide jonge paartjes bezagen. In de tekst worden ze met elegant komische ironie en grote doeltreffendheid behandeld.
De muziek echter, varieert van een heerlijke parodie op de opera seria tot enkele van de meest gepas signeerde emotionele uitingen uit Mozarts pen.
Bijgevolg blijft het einde in eeuwige nevelen gehuld: zullen de gelieven naar hun oorspronkelijke partners terugkeren? Om die reden is is deze opera onder zijn welluidende, onverstoorbare mediterrane oppervlak mogelijk wel de wreedste en onrustbarendste opera die ooit werd geschreven.
Weinig andere opera’s profiteren ook meer van een grote variatie aan interpretaties. In 2013 werd in een uitgebreide Vergelijke Discografie de nodige aandacht besteed aan de toen verkrijgbare opnamen.
Mozarts komedie met zijn duistere ondertonen biedt ideaal luistergenot op een mooie zomeravond zoals de zangers en het ensemble van de Dutch National Opera Academy (DNOA) in augustus 2018 aantonen. Er bestaan legio opnamen van het werk, maar er komen telkens weer nieuwe bij, zoals deze, als concertopname in Baden-Baden gemaakt.
Het werk mousseert in deze veerkrachtige, stuwende vertolking van Nézet-Séguin en heeft zelfs wat romantische trekjes (de fluiten in de finale van de eerste akte). Misschien klinken Miah Person en Angela Brower soms even wat schril in hun soli, terwijl de balans tussen Adam Platchetka’s uitstekende Guglielmo en Rolando Villazón haast Verdiaanse Ferrando wat ongelijk is. Jammer eigenlijk dat Don Alfonso zo’ kleine rol heeft, want Alessandro Corbelli vervult die erg. goed. Maar de grote kracht van deze uitvoering schuilt in de geweldige, briljante ensembles die worden onderstreept door het pittig, nuancerijk spelende Europees kamerorkest. Dat culmineert in de finale van de tweede akte, vol pathos, kracht en passie op een haast sensationele manier. Jeugdige passie dus genoeg en een zekere sensuele directheid maakt deze uitgave bijzonder, maar niet de meest begerenswaardige. Daarvoor kunnen we beter teruggaan tot de oude Böhm (EMI 567.379-2) of zelfs Haitink (EMI 0777-74727.8).