Moscheles: Septet voor piano, klarinet hoorn en strijkkwartet in D op. 88; Fantasie, variaties en finale over To gsau kone op. 46; Sextet voor piano, fluit, 2 hoorns, viool en cello in Es op. 35. Claudius Tanski (p) met het Consortium Classicum. MDG MDG 301-0669-2 (78’11”). 1996
Her is goed te begrijpen dat de tijdgenoten van de Duitse componist en pianist Ignaz Moscheles (1794 - 1870) veel sympathie toonden voor de aimabele virtuoos die meewerkte aan de vocale partijen van Beethovens Missa solemnis, les gaf aan Mendelssohn en geruime tijd werkzaam was in Engeland waar hij o.a. dirigent was bij de Philharmonic Society.
Hij behoort tot degenen dat telkens even worden ‘ontdekt’ en daarna snel weer worden vergeten. Het bekendst werd hij met een achttal Pianoconcerten, waarbij helaas van het laatste uit 1838 de orkestpartijen verloren zijn geraakt. Hij schreef 142 genummerde werken in verschillende vormen plus nog een aantal ongenummerde.
Het Grand Septuor voor piano, viool, altviool, klarinet, hoorn, cello en contrabas is uit 1832, de Fantasie over een Boheems volkslied uit 1819 is voor piano, viool, klarinet (of altviool) en cello en het Grand sextuor voor piano, viool, fluit, 2 hoorns en cello uit 1815.
Het blijkt in alle drie de gevallen te gaan om kostelijke, idiomatisch gecomponeerde muziek met een mooie mengeling van fantasie en discipline die hier op heel gedisciplineerde, virtuoze manier wordt uitgevoerd. Het persoonlijk karakter van deze werken is daardoor raak getypeerd.