Mendelssohn: Sextet voor piano, viool, 2 altviolen en contrabas in D op. 110; Penderecki: Sextet voor piano, klarinet, hoorn, viool, altviool en cello. Resp. Aaron Pilan (p), Anna Reszniak (v), Elisabeth Kufferath (va), Maya Meron (va), Gustav Rivinius (vc), Edicson Ruis (cb) en Danae Dörken (p), Jean Johnson (kl), Marie Luise Neunecker (hrn), Byol Kang (v), Maya Meron (va), Gabriel Schwabe (vc). AVI 8553384 (59’11”). 2016
Een jaar voordat de 16-jarige Mendelssohn zijn bekende Octet schreef, schreef hij een Sextet voor piano en strijkers met de ongewone bezetting van viool, 2 altviolen, cello en contrabas. Het is een krachtig jeugdig aandoend werk waarin de vleugel veel aan heldere definitie bijdraagt wat aan de baskant wordt gecompenseerd door de diepresonante bas. Maar de viool speelt ook een belangrijke rol.
Vreemd genoeg werd het werk pas na zijn dood gepubliceerd onder een bedrieglijk hoog opusnummer, maar het verdient zeker de aandacht. De mooie compositie wordt vaak over het hoofd gezien en dat zal wel een gevolg zijn van die ongewone bezetting. Spohr en Hummel dienden als mogelijke voorbeelden. De Mendelssohn biograaf Eric Werner omschrijft het werk als een miniatuur kamerconcert.
In 2000 blijkt de dan 67-jarige Krzystof Penderecki zich radicaal te hebben afgewend van zijn vroegere, radicale avant-gardistische uitspattingen. In zijn tweedelige Klarinetsextet uit dat jaar oriënteert hij zich duidelijk op voorbeelden uit de negentiende en twintigste eeuw. Niet zozeer aan Brahms, maar eerder aan Slavische voorgangers.
De Amerikaanse klarinettiste Jean Johnson mag bij de uitvoerenden apart worden genoemd vanwege de heel mooi vloeiende melodielijnen die zij tevoorschijn tovert om het expressieve karakter van de muziek naar voren te brengen.
De goed geslaagde ‘live’ opnamen werden gemaakt tijdens het Spannungen Festival in het Kraftwerk Heimbach in de Eifel.