Martinů: Griekse passie (Recké Pasije). Jaroslav Horácek (bs., Grigoris), René Tuček (b., Kostandis), Zdenék Jankovsky (t., Janakos), Oldrich Spisar (t., Panait), Vilém Pribyl (t., Manolios), Lubomir Havlák (t., Michelis), Nada Šormová (s., Lebnio), Richard Novák (bs., Fotis), Karel Petr (bs., Starý muž), Eva Depoltová (s., Katerina), Božena Efgenberková s., (Despino) e.a. met het koor en orkest van de Tsjechische omroep o.l.v. Libor Pesek. Supraphon SU 3984-2 (2 cd’s, 1u. 49’44”). 1981/2010

De laatste opera die Bohuslav Martinů in 1961 schreef heeft ineens weer wat actualiteitswaarde gekregen. De componist baseerde zich op de bekende roman Christus wordt weer gekruisigd van Nikos Kazantzakis uit 1948. In het Griekse dorp Lykosvrissi wordt de jaarlijkse passie van Christus opgevoerd, hetgeen tot conflicten leidt, onder meer over de vluchtelingen in het dorp. In een plattelandswereld worden geloof, ongeloof, crisis getoond.

De componist beschouwde dit iet zolang voor zijn dood in 1959 geschreven werk als zijn muzikale testament. Martinů’s opera maakte toen al de vluchtelingencrisis zichtbaar en invoelbaar en laat die nu goed herbeleven.

Hoofdpersoon is de herder Manolios die door de dorpsoudsten is uitverkoren om de rol van Christus te spelen. Wanneer een groep door de Turken asiel aanvraagt, worden ze door priester Grigorius aarzelend toegelaten om op een berghelling een onderkomen te zoeken. Maniolios bekommert zich om hen en vereenzelvigt zich met de naastenliefde betonende Christus, Maar de dorpsoudsten en Grigorius voorop aanvaarden dergelijke ketterij niet. Manolios wordt in eerste instantie verbannen. Wanneer hij opnieuw verzoende woorden spreekt, wordt hij door zijn passie medespeler Judas neergestoken. Vilém Pribyl zorgt gelukkig als Manolios voor een glansrol.

Van deze opera bestaan diverse opnamen, maar dit is de meest Tsjechische. De opname uit 1981 met een heel goede, homogene bezetting en een gevoelvolle begeleiding werd in 2010 geremastered, wat klankverbetering oplevert.