Mahler: Symfonie nr. 8 in Es. Angela Meade (s), Erin Wall (s), Lisette Oropesa (s), Elizabeth Bishop (a), Mihoko Fujimura (a), Anthony Dean Griffey (t), Marcus Werba (b), John Relyea (bs) met het Westminster koor, de Choral Arts Society Washington en het Philadelphia orkest o.lv. Yannick Nézet-Séquin. DG 483.7871 (83’03”). 2016
Mahler: Symfonie nr. 8 in Es. Simone Schneider (s), Jacquelyn Wagner (s), Regula Mühlemannn (a), Katharina Magiera (a), Claudia Mahnke (a), Simon O’Neill (t), Michael Nagy (b) Evgeny Nikitin (bs) met de Augsburger Domsingknaben, Orféon Donostiarra en met Münchens filharmonisch koor en -orkest o.l.v. Valery Gergiev. Münchner Philharmoniker MPHIL 0016 (82’27”). 2019
Yannick Nézet-Séguin heeft zijn sporen als Mahlerdirigent intussen verdiend met opnamen van de symfonieën nr. 1 in München (BR 900143), 4 en 10 in Rotterdam (DG 483.53) en nr. 4 in Montréal (ATMA ACD 22306).
Wie zijn Rotterdamse concerten herinnert, zal zijn bijgebleven dat hij daar nr. 8 al eens dirigeerde met deel dezelfde solisten als in Philadephia: Angela Meade, Erin Wall, Mihoko Fujimora en Markus Werba. Nieuw zijn in Philadephia Lisette Oropesa, Elizabeth Bishop, Anthony Dean Griffey en John Releya.
Opnieuw zorgt de dirigent voor een krachtige, mooi genuanceerde maar vrij extroverte vormgeving met een daverend, dynamisch eerste deel als een soort oratorium met getemperde extase. Het tweede deel klinkt mysterieuzer met een licht Wagneriaanse inslag in de nogal theatraal gezongen soli.
De Mahlercyclus die Gergiev in Londen opnam in 2008 was nogal controversieel In Symfonie nr. 8 (LSO Live 0669) gebruikte hij Russische zangers die beter in een opera van Verdi thuis waren dan in een symfonie van Mahler en dat de nogal galmende St. Paul’s kathedraal als opnamelocatie werd gebruikt was ook niet louter van voordeel. Op het machtige Chorus mysticus (Alles Vergängliche) na maakte die vertolking een eerder een bekwame dan een gedistingeerde indruk.
In 2019 met betere solisten, een orkest dat een rijke Mahlertraditie heeft en een in de akoestisch geschikt (de eerste uitvoering van deze symfonie vond daar 12 september 1910 plaats) en keert daar nu in de Gasteigzaal terug. Gergiev zorgt ditmaal voor een evenwichtiger en waardevollere uitvoering omdat hij in het eerste deel mooi binnen de interpretatieve grenzen blijft en in het tweede deel de teugels wat meer laat vieren.
Zo zijn weer twee mooie nieuwe versies van deze symfonie aan de grote Mahlerdiscografie toegevoegd die het herhaald beluisteren waard zijn. Ze verdienen een kans en alleen wie reeds over de opnamen een van de opnamen van Solti (Decca 475.7521), Abbado (DG 445.843-2) of Tennstedt (EMI 361.572-2) beschikt, kan zijn gemoedsrust bewaren er daarvan afzien.