Minkus: La bayadère. Engels kamerorkest o.l.v. Richard Bonynge. Decca 436.917-2 (2 cd’s, 1u., 53’12). 1993
Het in India handelende ballet La Baydère (De tempeldanseres) van Léon Minkus (1826 - 1917) heeft niet de vitaliteit en de uitbundigheid van zijn beste ballet Don Quichotte, maar dat kan ook niet bij het melodrama van de tempeldanseres Nikaya en haar geliefde Sokor, met als rivaal de hoge Brahmaan. Bovendien heeft de radja Solor gekozen als verloofde van zijn dochter Gamzatti. Na allerlei verwikkelingen verstopt Nikaja zich onder een struik en wordt gebeten door een gifslang.De Brahmaan biedt haar een tegengif aan maar ze verkiest de dood en Solor wordt in de tempel verpletterd door een omvallend Boeddhabeeld. Marius Petipa introduceerde het ballet in 1877 in St. Petersburg.
Maar het werk bevat ook heel menselijke kanten waarin wordt voorzien door rajahs, halfnaakte fakirs, dansende tempelmeisjes waarmee sensualiteit, jaloezie en liefde in het spel worden gebracht. Het beste en bekendste gedeelte is de scène van het ‘Koninkrijk der schaduwen’ uit de tweede acte met de geestverschijningen van in sommige producties wel 32 dode meisjes. Soms lijkt het ballet wel iets van Verdi’s Aida en Adams Giselle te hebben.
Voor zijn tweede opname (de eerste was slechts een jaar vroeger met het Londens symfonie orkest op Decca 433.861-2) gebruikte Bonynge ditmaal de orkestratie van John Lanchberry en voerde Stephanie Gonley de belangrijke vioolsoli uit. De dirigent kent deze muziek van binnen en buiten en geeft er een zeer gezorgde verklanking van en geneert zich niet voor de soms wat sentimentele melodieën