Martinů: Vioolconcerten nr. 1 H, 226 en 2 H. 293; Bartók: Sonate voor soloviool Sz. 117, B. 124. Frank Peter Zimmermann met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Jakub Hrůša. BIS SACD 2457 (74’40”). 2019/20
Tijdens het dirigentschap van Mariss Jansons heeft Frank Peter Zimmermann een keer het Vioolconcert nr. 2 van Martinů met het Concertgebouworkest gespeeld. De opname daarvan in te vinden in het album RCO Live RCO 15002 met 13 cd’s. Op zijn nieuwe cd speelt hij beide Vioolconcerten, nr. 1 uit 1933 en het aan Mischa Elman opgedragen nr. 2 uit 1943.
Het eclecticisme van veel composities van deze componist heeft nogal wat debat uitgelokt. Was hij een vroege postmodernist of gewoon een voortzetter van de bestaande traditie. Deze opname geeft daarover geen duidelijk uitsluiten. Wat deze wel doet, is zorgen voor de beste, meest representative uitvoeringen van beide concerten.
Nummer 1 heeft een roerige geschiedenis. Het concert werd in Parijs geschreven voor Samuel Dushkin, de ideale vertolker van Stravinsky, die het echter ondanks allerlei aanpassingen nooit speelde. Jarenlang was het terzijde gelegd en omschreven als onvolledig tot het in de late jaren zestig werd teruggevonden en in 1973 voor het eerst in Chicago werd uitgevoerd door Josef Suk en Georg Solti. Later nam hij het een paar maal op met Vaclav Neumann. Wat de nieuwe opname onderscheidt van vorige van Suk en Matousek, is het grotere engagement, het extra aan bravura, het ritmisch vuur. Ook de tempi zijn vlotter. De cadens aan het slot van het eerste deel is een feest met zijn gecodeerde Romeo en Julia thema.
Vioolconcert nr. 2 heeft een romantischer inslag en Zimmermann toont zich daar heel ontvankelijk voor met een warmer getinte interpretatie. Alsof zoveel mooie en goeds nog niet genoeg is, speelt Zimmermann hierna ook nog de solosonate van Bartók, Die speelt hij heel geconcentreerd en voorzien van levendige accenten in de fuga met felle pizzicati, aandacht voor de folkloristische elementen en een strakke visie op de melodia.
Alle drie de verklankingen bezitten een viooltechnisch vrijwel feilloos gaaf karakter, bezitten de best mogelijke expressieve kwaliteiten en wekken de grootste bewondering. Gezien zijn herkomst is het Bambergs symfonie orkest het meest Tsjechische Duitse orkest, dus toont het grote affiniteit met de muziek van Martinů.