Martin: Celloconcert; Ballade voor cello en kamerorkest; Dayer: Lignes d’est. Estelle Revaz met het Geneefs Kamerorkest o.l.v. Arie van Beek. Solo Musica SM 345 (58’04”). 2020
Frank Martin, de Zwitserse componist die daarna lang in Nederland leefde en die in 1965 zijn Celloconcert schreef voor Pierre Fournier (die het in 1967met Ernest Ansermet opnam op Cascavelle VEL 2001) begint met een solo vol eenzaam verlangen die in de begeleiding wordt weerspiegeld. Maar geleidelijk krijgt de muziek meer spanning en bij alle speelse momenten blijft een bezorgde ondertoon. De cello is in het eerste deel vrijwel voortdurend present, vaak in een leidende rol, soms als commentaarstem.
Het tweede deel begint ook weer met een streng karakter en een rol voor een piano. De cello lijkt om verlossing te smeken. Die komt in het laatste deel dat de aanduiding ‘wild en bars’ draagt, veel haast jazzy ostinati bevat en fel wordt gespeeld met alleen een moment van kalme berusting, Het slot, een krachtig pizzicato akkoord in majeur van de celliste, is als een soort bekroning.
De Ballade is uit 1949, toen Martin net in Nederland was. Deze maakt deel uit van in totaal acht Ballades en bestaat ook in de vorm voor cello en piano. Het werk heeft een duidelijk concertant karakter en de componist schijnt te hebben overwogen om het daarom Concertino te noemen. Naast de cello heeft de hobo een belangrijke rol in dit werk.
Als geheel nieuwe compositie speelt Estelle Revaz tot slot het aan haar opgedragen Lignes d’est (In het oosten verdwijnende lijnen) van de in 1972 geboren Geneefse componist Xavier Dayer. Een werk waarin hij experimenteert met verschillende stijlen en een eigen stem probeert te vinden en dat een inderdaad heel dankbare mooie cellopartij bevat die zich in betrekkelijke rust boven de wat rumoerige orkestpartij beweegt.
Eerdere opnamen van het Celloconcert zij van Jean Decroos (Preludio PRL 2147, Q-Disc 97014), Quirine Viersen (Et’cetera KTC 1290), Christian Poltéra (BIS SACD 1737) en Niklas Eppinger (Aulos AUL 66148). Estelle Revaz’ vertolkingen van beide werken behoren tot de mooiste, alleen Poltéra speelt op vergelijkbaar hoog niveau en veel is ook te danken aan de prachtige begeleidingen van Arie van Beek met het Geneefs kamerorkest.