Mascagni: Iris. Irina Babajanyan (s., Iris), Samuele Simoncini (t., Osaka), Ernesto Petti (bs., Kyoto), David Ostrek (b., blinde man), Nina Clausen (s., geisha) en Andrès Moreno Garcia (t., voddenraper) met Koor en orkest van de Berlijnse Operngruppe o.l.v. Felix Krieger. Oehms OC 991 (2 cd’s, 2u. 03’21”). 2020
Pietro Mascagni (1863 - 1945) was een van die componisten die beroemd werden met één werk, in zijn geval met de opera Cavalleria rusticana. De rest van zijn werken is nagenoeg onbekend. Zijn dramatische opera Iris uit 1898 op een libretto van Luigi Illica (die ook de libretti schreef voor Puccini’s La Bohème, Tosca en Madama Butterfly) speelt in Japan, in het ode licht district van Tokio.
Het gaat over het tienermeisje Iris die geheel tegen haar zin in het bordeel van Osaka is beland en dat tenslotte sterft omdat haar vader denkt dat ze daar uit eigen wil is heen gegaan. Om voor wat couleur locale te zorgen gebruikt de componist de shamisen en wat Japanse slagwerkinstrumenten.
Deze concertante opname werd in 2020 in het Berlijnse Konzerthaus gemaakt van de Berlijnse Operngruppe onder Felix Krieger die daarmee het tienjarig bestaan van dat ensemble vierde en daarvoor de originele versie van de opera koos.
Irina Babajanyan geeft een zeer intense vertolking van de hoofdrol. Samuele Simoncini is een heel stabiele arglistige pooier Kyoto en ook de andere rollen zijn naar behoren bezet. Krieger dirigeert vol overtuigingskracht en het koor verdient ook lof, bijvoorbeeld omdat Mascagni het een ‘Hymne aan de zon’ laat zingen bij wijze van schrale troost bij het tragische gebeuren.
Hoe deze opname zich verhoudt tot die van Patané (met Tokody en Domingo, Sony M2K 45525), Gelmetti (Ricordi RFCD 2927), Gavazzeni (Legato SRO 505-2) en Vernizzi (met Magda Oliviero, Verona 27014/5) ben ik niet verder nagegaan.