Moór: Concert voor twee celli en orkest in D op. 69, Cellosonate in a op. 53, Suite voor vier celli op. 95. David Stromberg (vc), Niklas Epinger (vc), Sebastian Hess (vc) en Carina Reeves (vc) met Irina Zaharenková (p) en het Neurenbergs symfonie orkest o.l.v. Rudolf Piehlmayer. Oehms OC 1704 (64’16”). 2019
Emanuel Moór (1863 – 1931) was een Hongaarse pianist en componist die in Boedapest, Praag en Wenen (bij Bruckner!) studeerde. Als pianist trad hij her en der in Europa en de V.S. op. Hij was ook de uitvinder van de Moór piano met twee toetsenborden waarvoor o.a. Ravel belangstelling toonde. Na een ontmoeting met de Spaanse cellist Pablo Casals werd deze een warm pleitbezorger voor diens muziek. Met zijn echtgenote Guilhermina Suggia voerde hij het hier opgenomen Dubbelconcert uit 1907 uit. Het gaat om een werkelijke rariteit, vooral ook vanwege de Bruckneriaanse invloed. Daardoor krijgt het werk een warme inslag, maar er is ook een elegante kant aan. Het werk is driedelig en bevat een mooi zangerig langzaam deel.
In de Cellosonate valt met name de mooie, rapsodische finale op. Aan de Suite komen twee verdere cellisten te pas. Samen zorgt het viertal voor een frisse, mooi gedifferentieerde uitvoering vol virtuoze momenten op basis van typisch Hongaarse ritmiek. Zijn oeuvre omvat in totaal 138 opusnummers plus nog een stel ongenummerde werken, waaronder de opera Der Goldschmied. Van zijn Suite voor viool en cello bestaat een opname van het Jansa duo (Ars Produktion ARS 38.067) uit 2009.
Als we naar deze uitvoeringen luisteren, worden we niet zozeer aan Bruckner (die niet veel kamermuziek schreef) maar aan Brahms herinnerd. De Cellosonate dateert uit 1901, voordat de componist Casals ontmoette, de Suite werd door Casals besteld.