Maliszewski: Symfonieën nr. 1 in g op 8, 2 in A op. 12, 3 in c op. 14, 4 in D op. 21 ‘To the newborn and recoverded homeland’, Ouverture ‘Joyful’ op. 11, ‘Scherzo en ouverture ‘In honor of Schubert’, ‘Sprookje Bajka’ op. 30, ‘Legende’ op. 31. Opole filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Przemyslaw Neumann. Dux DUX 1716/8 (3 cd’s, 3u. 17’25”). 2018/20
Witold Maliszewski (1873 – 1939) werd in het Oekraïnse Mohyliv-Podilskyi geboren. Zijn moeder, pianolerares, bracht hem de eerste muzikale beginselen bij, later studeerde hijcompositie bij Mikhail Ippolitov-Ivanov e in St. Pertersburg bij Rimsky-Korsakov. Zijn eerste grote daad was de oprichting van een Conservatorium in Odessa waar hij zelf directeur werd.
Maar in 1921 toen hij door de Bolsjewieken dreigde te worden vervolgd vestigde hij zich in zijn vaderland Polen. Hij had in Warschau diverse banen als docent, maar componeerde ook: balletmuziek, symfonische werken, kamermuziek, pianowerken en een Requiem, alles van vrij conservatieve snit en met een duidelijk Russische invloed.
Op deze cd gaat het om composities uit de periode 1902 – 1930.
Zijn Symfonie nr. 1 laat dat meteen horen door invloeden van Rimsky en Glazoenof die hij zeer bewonderde. Het intense, lyrische langzame deel en de dankzijn mooi bijdragen van de houtblazers kleurige finale maken de meeste indruk.
Drie jaar later volgde de frisse, optimistische Symfonie nr. 2. Het scherzo daaruit heeft iets feestelijks, de finale klinkt uitgelaten. Symfonie nr. 3 uit 1907 heeft een meer Slavische inslag met sterke invloed van Tchaikovky en Borodin.
In 1923 droeg Maliszewski zijn Symfonie nr. 4 op aan Polen dat zijn onafhankelijkheid Onder Ignacy Paderewwski had herkregen. In het vierdelige werk ontbreekt een langzaam deel. Het feestelijke karakter wordt onderstreept met veel slagwerk (pauken, tiangel, bekkens, kleine trom, bastrom en tam-tam) en met het gebruik van Poolse volksmelodieën. Vooral het speelse tweede deel en de Russische wals vallen op.
De ‘Joyful’ ouverture werd in 1902 als dank opgedragen aan zijn leraar Glazoenov.
In 1927 schreef de Engelse Columbia Graphophone Company een wedstrijd uit ter viering van het honderdjarig overlijden van Schubert. Bedoeling was twee delen te maken om de ‘Onvoltooide’ volledig te maken. Maliszewki won de tweede prijs.
Volgend op een geanimeerd scherzo en ouverture als potpourri van Schubertiaanse thema ‘s, volgen nog Bajka en Legende, late orkestwerken uit rond 1930. Twee vrij luchtige, maar ook charmante composities met allure.
Przemyslaw Neumann doet er alles aan om deze werken de waarde te verlenen die ze verdienen en zorgt zo voor een aangename kennismaking met een onbekende, haast vergeten componist. Geheel in de geest van wat de componist daarover opmerkte: ‘In music, I only look for content enclosed in a transparent, clear and compact form. Therefore, I always remain a supporter of classical forms and I would consider it an honour for my music to be considered neoclassical, that is, music based on classical principles but still related to the present day and its newest trends’.