CD Recensies

MOZART: VIOOLCONCERTEN NR. 1-5, CONCERTANTE SYMFONIE

Mozart: De 5 Vioolconcerten; Concertante symfonie in Es KV 364. Giuliano Carmignola (v) en Danusha Waskiewicz met het Mozartorkest o.l.v. Claudio Abbado. Archiv 477.7371 (2 cd’s, 129’21”). 2007 

Wat is er zoal aan waardevolle complete opnamen van de werken voor viool en orkest van Mozart? We moeten daarbij meteen onderscheid maken tussen de echt volledige opnamen, dus met de vijf concerten en de Concertante inclusief de Concertone KV 190, het Adagio in F KV 261, de Rondo’s in C KV 261a (269) en KV 373 en zonder die losse delen.Voor alleen de concerten moeten Grumiaux (Philips) en Kremer (DG) worden genoemd, voor de concerten, het adagio en de rondo’s staan Gulli (Claves), Fischer (Pentatone), Perlman (DG) en Tetzlaff (Virgin) ter beschikking en in de ‘authentieke’ hoek Standage (Oiseau Lyre) en Huggett (Virgin). 

Wanneer we ons tot precies deze combinatie beperken, zijn dat eigenlijk alleen de opname van Grumiaux en Pellicia uit de jaren zestig, die van Mintz en Shaham (Avie) en die van Mutter en Shaham uit 2006 (DG). Van  Fischer mogen we nog hopen op een derde cd met de Concertante en de Concertone, die merkwaardig genoeg bijna steeds ontbreekt. Mocht die opname verschijnen, dan voert deze met de oudere, maar nog steeds volkomen ‘geldige’ opname het veld standaardvertolkingen aan.

Wanneer we ons ook nader richten op de ‘authentieke’ kant, dan blijken de opnamen van Standage en Huggett (zonder Rondo in C) bepaald niet alleenzaligmakend, mooi als ze zijn.Carmignola genoot al enige bekendheid in barokrepertoire van Locatelli en Vivaldi op Archiv, Erato en Sony; hij werkte als dirigent samen met Mullova en als solist met Marcon. Met voortreffelijke resultaten. Hier ruilde hij de barokviool in tegen de ‘Baillot’ Stradivarius met darmsnaren en hij speelt behalve in het vierde concert en de Concertante cadensen van zijn leermeester Gulli. Het in 2004 opgerichte Bolognese ensemble volgde zijn voorbeeld wat de darmsnaren betreft, houdt de stemming a’= 430Hz aan en omvat zes eerste en tweede violen, drie celli en 2 violones in plaats van contrabassen. De blazers (fluit, hobo, hoorn) zijn gewoon dubbel bezet. Over de aard van hun instrumenten is niets vermeld.

Daarmee is deze Mozartonderneming letterlijk en figuurlijk geheel in Italiaanse handen gekomen. Dat betekent logischerwijze meer temperament in de in hoger tempo dan we gewend zijn genomen snelle delen en meer zangerigheid in de langzame. Bij de getoonde luciditeit en precisie zijn die hogere tempi zeker geen nadeel.

Belangrijker is het verdere klinkend resultaat. Dat stemt hoogst positief: iedereen die nog op zoek is naar zo’n authentieke invulling hoeft niet verder te zoeken. Solist en dirigent moeten wel even in de juiste sfeer komen: KV 207 en het eerste deel van KV 211 halen nog niet het niveau van wat volgt. Maar dan in de werken die er echt toe doen! Carmignoli’s zilverglanzende toon, zijn spontane, elegante aanpak is een voortdurende vreugde en het orkest begeleidt hem heel alert met een aangename frisheid, vol stimulerende energie en vitaliteit. De verscheidenheid aan kleuren valt ook positief op. Telkens treffen mooie details en nuancen van de solist die door het orkest worden weerspiegeld. In de Concertante voegt de onbekende, wat bescheidener, maar ook heel competente Waskiewicz zich al even stijlbewust en harmonisch bij de rest.  

De opname klinkt in goede balans met voldoende ruimtelijkheid omgeven, maar niet steeds optimaal helder. Van Carmignola is dit geheel geen grote verrassing, van Abbado op zijn oude dag wel, een heel aangename zelfs. Vergelijk wel eventueel met Standage, maar deze Italianen maken na de koelere Engelsen meer indruk, zijn verrassender.