CD Recensies

MESSIAEN: DIVERSE WERKEN

Messiaen: Turangalîla symfonie; Éclairs dur l’Au-Delà; Des canyons aux étoiles; Concert á quattre; Les offrandes oubliées; Un sourire; Le tombeau resplendissent; Quatuor pour la fin du temps; Et expecto resurrectionem mortuorum. Resp. Jean-Yves Thibaudet en Takashi Harada met het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly, Orkest van de Parijse Bastille opera o.l.v. Myung-Whun Chung, Orkest van omroep Radio France o.l.v. Myung-Whun Chung, Catherine Cantin, Heinz Holliger, Yvonne Loriod en Mstislav Rostropovitch met Orkest van de Opera Bastille, Vera Beths, George Pieterson, Anner Bijlsma en Reinbert de Leeuw, Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Klassieke Zaken 480.103-8 (6 cd’s, 6u 12’). 1969/1995 

Wat een lofwaardig idee van de Vereniging Klassieke Zaken om via dit in wezen spotgoedkope doosje (€29,95 in de aangesloten winkels, €24,94 voor clubleden) een klinkende bijdrage te leveren aan de Messiaen herdenking 2008! Het zal nog best moeilijk zijn geweest om het ruim zes uur durende programma zinvol samen te stellen. Het accent ligt, niet onlogisch voor een breed publiek bedoeld, op de orkestwerken. Daaronder gelukkig ook minder bekende. Maar gelukkig is ook plaats voor het bekende Kwartet voor het einde der tijden, Aangewezen was men daarbij op beschikbaar materiaal binnen de Universal groep. Het gaat daarbij om oudere opnamen.

De ware Messiaenbewonderaar zal hier mogelijk bij de kamermuziek Le Merle noir en Thème et variations missen. Voor een compleet beeld hadden ook een korter pianowerk (Catalogue d’oiseaux is rijkelijk lang, maar de 4 Études de rythme, de Fantaisie burlesque of de 6 Petites esquisses d’oiseaux hadden gekund). Zeker iets van de voor de componist zo belangrijke orgelwerken: L’Ascention, Le banquet céleste of Les corps glorieux om van La nativité du seigneur  maar te zwijgen. Maar ja, orgelmuziek is  u eenmaal lang niet ieders cup of tea en deze uitgave mikt op een groter publiek.

De meeste opnamen hier verenigd zijn bekend, zo niet vertrouwd. Toch even iets over hun discografische herkomst en wat commentaar.

Dat men voor de in 1992 in Amsterdam opgenomen versie van Chailly (Decca 436.626-2) van de inmiddels haast overbekende Turangalîla symfonie (1946-’48) koos is volkomen terecht want de DG versie van Chung is hier de mindere.Verder is Chung terecht wel sterk vertegenwoordigd.

Om te beginnen met Éclairs dur l’Au-Delà (1987-‘91) dat in zeker verband staat met de symfonie. Een werk dat hij in ’94 op DG 439.617-2 opnam. Het gaat hier om Messiaens laatste belangrijke werk, eigenlijk een samenvatting en overzicht in muzikaal en spiritueel opzicht van zijn werk uit de zestig jaar daarvoor. Toch ontdekt hij niet alleen nog nieuwe vogels, maar ook nieuwe klanken. Nooit eerder maakte hij gebruik van de verrassende klanken van de contrabasklarinet (in het omvangrijke, complexe achtste deel dat culmineert in een prachtige typische Messiaen melodie van grote sonore noblesse. Ook markant zijn de haast duizelingwekkende sprongen tussen de orkestgroepen. In zeker opzicht gaat het om een reeks herinneringen. Zo komt bijvoorbeeld in het tweede deel een fragment van twee minuten voor dat het dichte contrapunt van Chronochromie nog eens aanstipt; het zesde herinnert aan de ‘Danse de la fureur pour les sept trompettes’. Maar er spreekt hier ook een Messiaen die in de tachtig is en nadenkt over het hiernamaals. In het negende van de elf delen, ‘Plusieurs oiseaux des arbres de la vie’ vinden we zijn laatste vogelstuk: 25 vogels die tegelijkertijd door 18 houtblazers worden uitgebeeld als beeld van Christus als de Levensboom waarbij de vogels de zielen van de heiligen vertegenwoordigen en alle tegelijk zingen. Daarna beschouwt hij ‘Le chemin de l’Invisible’, een kantige toccata die illustreert hoe moeilijk het is om op het rechte pad te blijven. En tenslotte zijn daar de haast bewegingsloze strijkerskoralen van ‘Le Christ, lumière du pardis’.

Des canyons aux étoiles voor pianosolo, hoorn, xylorimba, glockenspiel en orkest (1970-’74) is ontleend aan DG 471.617-2. Het gaat in dit eerbetoon aan de V.S. ter gelegenheid van het tweehonderdvijftig jarig bestaan om een uitgebreide, zevendelige, groot ontzag ademende contemplatie over de wonderen van de wereld en de immense ruimte, beide bezien als metaforen en manifestaties van de goddelijkheid. Klankschilderingen in haast visuele, aanraakbaar fysieke klankbeelden. Zo betrekkelijk klein bezet als het uitvoerend ensemble is met slechts enkelvoudig bezette strijkerslessenaars, zo geweldig is de schaal waarop alles zich in twaalf delen die samen ruim negentig minuten duren, afspeelt.

Fijn dat ook voor minder bekende en voor de hand liggende werken plaats was: voor Concert à quattre (1990-’91), een fraai vierdelig kamermuziekwerk voor de wat ongewone bezetting van fluit, hobo, cello, piano en orkest. Verder voor de vroege ‘Méditation symphonique’ Les offrandes oubliées (1930) en Le tombeau resplendissant (1931) voor fluit, hobo, piano, cello en orkest. Alles afkomstig van DG 445.947-2 uit 1994.

Dan is daar het weerzien, of beter weerhoren met de oude Harlekijn/Philipsopname van het Quatuor pour la fin du temps (1940) met Nederlandse uitvoerenden afkomstig van Philips 422.834-2 uit 1989. De symmetrie en de kalme schoonheid van het werk staan haaks op de omstandigheden waaronder het werd geschreven. Zo bezien is dit vrijzwevende werk een prachtig voorbeeld van twintigste eeuwse transcendentale kunst. Het werk bevat een citaat uit de openbaring van Johannes waarin de engel van de Apocalyps uitroept: “Er zal niet langer tijd bestaan”.

En tot besluit de welkome terugkeer van Et  expecto resurrectionem mortuorum voor blazers en slagwerk Het in 1964 door de Franse minister van cultuur, André Malraux, bestelde werk gedenkt de doden uit twee wereldoorlogen en was specifiek bedoeld voor uitvoering in een liefst galmende kerk.  Het gaat hier om een van ’s componisten mooiste en wonderlijkste structuren vol noblesse met zijn litanieachtige herhalingen en responsaria. Het stuk is vijfdelig, elk voorzien van een Bijbelcitaat en heeft het verloop van een toestand van wanhoop naar eentje vol exaltatie. Maar het gevoel dat het vooral opwekt is er eentje van mysterie. In de climax van het vierde deel wordt sombere eenstemmigheid van het koper afgewisseld met getjirp van de houtblazers als vertegenwoordiging van de calandra leeuwerik, een vogel die voor de componist het symbool was van hemelse vreugde. Mooi dat hier de opname van Haitink weer opduikt die in 1969 samen met Takemitsu’s November steps verscheen op Philips  420.257-2.

De enige concessie die is gedaan bij de presentatie, is dat het boekje wel keurig de namen van titels, delen en uitvoeringsduren vermeldt, maar met geen woord rept over programmatoelichtingen. Maar ja: men kan voor zo’n luttel bedrag niet alles wensen en aan die gegevens is elders, bijvoorbeeld via een Messiaenbiografie, wel te komen. Zoald die van Christopher Dingle: The life of Messiaen (Cambridge University Press).