CD Recensies

MAHLER: SYMFONIE NR. 9, RATTLE

Mahler: Symfonie nr. 9 in D. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 501228-2 (2 cd’s, 83’32”). 2007 

In december 1993 maakte Rattle in de Musikverein al een opname van Mahler IX met het Weens filharmonisch orkest. Een opname (EMI 556.580-2) die niet permanent gehandhaafd bleef in het rijtje topuitvoeringen van het werk, aangevoerd door Karajan (DG 439.024-2, 474.537-2 en eerder op 453.040-2), Abbado (DG 471.624-2), Bernstein (DG 435.378-2) en Chailly (Decca 475.6310).Nu herhaalde hij het werk in 2007 in Berlijn, in de Philharmonie. Interessant is meteen al de vraag hoeveel van dezelfde Berlijnse musici meewerkten aan de opnamen van Barbirolli (EMI 567.925-2) uit 1964 Bernstein uit 1979, Karajan uit 1979/80 en vervolgens 1982, Abbado uit 1999 en nu Rattle uit 2007. Nog interessanter is natuurlijk hoe deze vijf dirigenten met in principe hetzelfde ensemble tot de realisatie van hun hoogst persoonlijke opvattingen kwamen.

Want boeiend zijn de onderlinge verschillen zeker en al deze Berlijnse verklankingen overschaduwen de rest.Barbirolli schijnt destijds een stevige basis te hebben gelegd wat goed hoorbaar is. Net als Bernstein schuwde hij niet de van de naderende dood vervulde aspecten van het werk met beteugelde emotie hoorbaar te maken. Het was overigens de enige keer dat Bernstein Karajans orkest mocht dirigeren, op zichzelf al een bijzonderheid. Prachtig als Karajans eerdere, onder studio omstandigheden gemaakte versie is, de tweede, ‘live’ registratie is nog intenser en getuigt van een elektriserende, welsprekende, intense, lucide, onzelfzuchtige virtuositeit. Abbado, net genezen van een dramatische ziekte, verleent het werk een grotere dieptewerking dan in zijn eerdere Weense opname uit 1987.En Rattle?

Zijn er significante wijzigingen in zijn opvatting gekomen? In Wenen kwam hij te voorschijn met een nogal heetgebakerde verklanking: onrustig, ruig en intens maar ook zonder veel finesse. Bij vlagen de luidste en de zachtste, de snelste en de langzaamste Negende. Met typisch Weense portamenti en retorische effecten die nogal misplaatst lijken.In de nieuwe – technisch veel beter geslaagde – opname zijn die extremen afgevlakt. Er heerst meer noblesse en rust waar dat nodig is zoals in het eerste deel, de tempi binnen de delen variëren niet nodeloos. De Rondo-Burleske klinkt echt sehr trotzig en heeft een prachtig middengedeelte. Maar onbetwist hoogtepunt vormt het slot Adagio dat een ontroerende tragische dieptewerking bezit zonder in sentimentaliteit te ontaarden. In zoverre is sprake van een grote verbetering over de hele linie.

Maar of Rattle hiermee de favorietenrol van Abbado en Karajan kan overnemen? Wat mij betreft toch niet omdat zij over het geheel meer overtuigen. Niettemin een bewonderenswaardige prestatie waarop ik best nog regelmatig zal teruggrijpen.