Mahler: Symfonie nr. 8. Twyla Robinson, Erin Wall, Adriana Quieroz, Michelle DeYoung, Simone Schröder, Johan Botha, Hanno Müller-Brachmann en Robert Holl met het koor van de Berlijns Staatsopera, het Berlijns omroepkoor, het Aurelius knapenkoor en de Staatskapel Berlijn o.l.v. Pierre Boulez. DG 477.6597 (2 cd’s, 85’16”). 2007
Na Chicago (nr. 1 en 9), Wenen (nr. 2, 3, 5 ) Cleveland (nr. 4, 7) te hebben aangedaan, bezocht Boulez voor het sluitstuk van zijn Mahlercyclus Berlijn. Hij kwam daar niet bij de Philharmoniker (die het werk bij DG al voor Abbado vastlegden) maar bij het minder bekende Staatsorkest terecht. Gelukkig is er geen enkele aanleiding om twijfels te hebben over de inbreng van de goeddeels onbekende solisten de deels bekende koren en dat naar nu blijkt echt voortreffelijke orkest. Eersterangs dat alles en de concurrentie met de andere ensembles die Abbado (DG), Chailly (Decca), Bernstein (DG), Kubelik (DG) Haitink (Philips), Solti (Decca) en Sinoploi (DG) minstens gelijkwaardig.De vraag is wel hoe Boulez omgaat met de “kringloop van zonnen en planeten: als “klinkend universum”zoals dat de componist voor ogen en oren stond. Het werk dat slechts weinig orkestrale solopassages bevat is immers zo hybride dat het haast eerder als cantate moet worden opgevat met een mengeling van geestelijke tekst en klassiek drama in de gedaante van een Latijnse Pinksterhymne en de versleutelde slotscène uit Goethes Faust, tweede deel.Wanneer Boulez zich aan Mahler wijdt, liggen succes en teleurstelling vaak dicht bij elkaar. Succes boekt hij met de wijze waarop hij analytisch helder een werk openlegt en verklaart, de teleurstelling volgt vaak uit de ontbrekende gevoelsmatige invulling. Juist hier is die belangrijk. Op zichzelf is bij dit soms nogal oververhit aandoende werk nuttig om een wat onderkoelde aanpak te prefereren. Het is tot op zekere hoogte zelfs een verademing te horen hoe de hoge koorts wat is onderdrukt en hoe ineens veel meer detail hoorbaar is. Luister bijvoorbeeld naar de ‘Accende lumen sensibus’ passage.Wie dit werk met alle emotionele sluizen open wil horen, kan beter terecht bij Sinopoli of Solti, maar deze prachtig opgenomen uitvoering verdient het zeker gehoord te worden, vooral als tegengif tegen het al te overdadige.Het geheel van Boulez’ Mahlerreeks overziende, is er best reden tot dankbaarheid voor het feit dat hij zich over deze hem van nature toch wat wezensvreemde componist ontfermde. Aan een al dan niet geheel gereconstrueerde Tiende zal hij zich wel niet wagen. Alleen met de Zesde scoorde Boulez haast hoger dan alle anderen. De Derde is ook bijzonder fraai, in de overige symfonieën doet hij niet in het eerste echelon mee, maar toch is deze recensent blij ze van hem te bezitten, eenvoudig om eens een fraai uitgewerkte nuchtere opvatting te ondergaan.