CD Recensies

MAHLER: KLAGENDES LIED, BOULEZ, CHAILLY, HAITINK, RATTLE, TILSON THOMAS, V. ZWEDEN

Mahler: Das klagende Lied. Elisabeth Söderström, Evelyn Lear, Grace Hoffman, Ernst Häfliger, Stuart Burrows, Gerd Nienstedt met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Pierre Boulez. Sony SMK 45841. 1969/70.

Mahler: Das klagende Lied. Helena Döse (sopraan), Alfreda Hodgson (mezzosopraan), Robert Tear (tenor) en Sean Rea (bariton) met het Birmingham symfonie orkest en –koor o.l.v. Simon Rattle. EMI 566.406-2 (65’12”) 1984

Mahler: Das klagende Lied. Susan Dunn (sopraan), Markus Baur (jongenssopraan), Brigitte Fassbänder (alt), Werner Hollweg (tenor), Andreas Schmidt (bariton), Städtischer Musikverein Düsseldorf en Radio Sinfonie Orchester Berlin o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 425.719-2 (64’08”). 1989

Mahler: Das klagende Lied. Marina Shaguch, Michelle de Young, Thomas Moser, Sergei Leiferkus met het San Francisco symfonie orkest en –koor o.l.v. Michael Tilson Thomas. RCA 09026-68599-2, San Francisco symphony 821936-0017-2 (67’13”). 1996

Mahler: Das klagende Lied. Alessandra Marc (sopraan), Susanne Resmark (mezzosopraan), Arnold Bezuyen (tenor), Andreas Schmidt (bariton), Alexander Kalbitz (jongenssopraan) en Georg Drexel (jongensalt) met het Groot omroepkoor en het Radio filharmonisch orkest o.l.v. Jaap van Zweden. Quattro Live QL 2007-01 (64’53”). 2005

Mahler: Uit: Das klagende Lied ‘Hochzeitstück’. Hanneke van Bork, Norma Procter en Ernst Häfliger met het Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. RCO Live RCO 06004 (14 cd’s). 1973 

Maar weinigen die het werk uit 1880 voor het eerst horen, zullen beseffen dat dit de prestatie is van een vroegrijpe tiener. Maar Mahlers eerste belangrijke werk getuigt van evenveel zelfverzekerdheid als de meeste van zijn latere. De componist zelf leverde de tekst over de in deze cantate voor vier solisten, koor en orkest beschreven broedermoord en zei daarover later dat “hij zichzelf hierin als Mahler ontdekte”. Afgezien van een paar liederen en een deel van een pianokwartet vernietigde hij daarna al zijn eerdere composities.

In de jaren 1890 herzag hij de driedelige cyclus en liet hij het eerste deel, ‘Waldmärchen’ vervallen omdat hij het overbodig vond voor een logische verhaallijn, maar gelukkig is dit inderdaad vrij breedsprakige deel weer in ere hersteld. Gangbaarder zijn de volgende delen: Der Spielmann en Hochzeitsstücke. Maar niemand zal die mogelijke zwakte beamen na te hebben geluisterd naar een goede uitvoering vol urgentie, in liefst warme tinten en met diepergravende meditatieve kwaliteiten. Er komen prachtige woudgeluiden in voor die speciaal de aandacht trekken; in het laatste deel dat met veel zwier begint met de bruiloftsmuziek, een fraaie fluitsolo heeft, het bevat een pakkende vertelling door een minstreel en eindigt met een prachtige altsolo.

De vijf opnamen hier zijn gelukkig compleet. Enthousiaste Mahlerkenners zullen thema’s en fragmenten herkennen welke in de latere werken voorkomen, met name in de Tweede symfonie. Diezelfde Mahlerkenners zullen waarschijnlijk weinig van de muziek op deze cd’s herkennen, omdat meestal slechts twee delen uit het Klagende Lied worden uitgevoerd: het ongeveer een half uur durende eerste deel, ‘Waldmärchen’, wordt doorgaans te onsamenhangend geacht.

De Sony opname van Boulez uit Londen (1969/70) is als oudste helaas onbekend, maar ziet er op papier veelbelovend uit. Misschien is hij hier of daar nog voorradig. Tijdenlang voerde de in 1984 ontstane EMI opname, nog helemaal aan het begin van zijn preoccupatie met Mahler,  gemaakte versie van Rattle het veld aan. Met mooi, idiomatisch resultaat en een heel redelijk tot goed inbreng van solisten, koor en orkest, maar zonder die trouvaille van een jongensstem als geestverschijning van de vermoorde broer. Zo werd hij vijf jaar later interpretatief en vooral ook opnametechnisch overtroefd door de Decca opname van Chailly.

In een goede uitvoering als de straf door Chailly geleide blijkt  niets van wat voor zwakten dan ook. Zoals meestal bij Chailly’s Mahleraanpak is de uitvoering elektriserend en de opname klinkt na al die jaren nog steeds vrij spectaculair waardoor de geweldig verbeeldingsvolle muziek, inclusief fraaie bosgeluiden prachtig tot zijn recht komt. De beslissing om de voortreffelijke Brigitte Fassbänder te vervangen door een jongensalt (Markus Baur) om de ontzielde stem van de dode broer te vertegenwoordigen, was een uitstekende greep. Zijn enge, onnatuurlijke stem verhoogt het drama. In het laatste deel klinkt het Fernorchester tijdens de bruiloft mooi op de juiste afstand.

Als vierde in het rijtje komt de Amerikaanse uitgave van Tilson Thomas. Deze was sinds najaar 1997 verkrijgbaar bij RCA maar verscheen nu  in het kader van zijn Mahlerserie nogmaals op het eigen orkestlabel. Wanneer we de flauwekul en het zelfbedrog van surround sound vergeten, valt veel positiefs te zeggen over de implementatie van dsd en super audio technologie zoals hier. De opname klinkt kristalhelder met frappant mooie verstilde gedeelten. Dat de violen in fortissimi wat scherp kunnen klinken, is waarschijnlijk het gevolg van close-miking.

Beschikkend over een voortreffelijk en homogeen, makkelijk zingend internationaal solistenkwartet en een orkest in topvorm komt Tilson Thomas tot een verklanking die wat minder dramatisch, maar wel poëtischer is dan die van Chailly die de duistere, sinistere kanten wat nadrukkelijker belichtte. De dirigent zorgt dat het werk zich nadat ‘Waldmärchen’ wat traag op gang is gekomen op natuurlijke wijze ontplooit waarbij het verderop niet aan urgentie, opwinding en drama ontbreekt.

Vanaf de inzet is er een gevoel van verwachtingsvolle gretigheid, maar ook van sluimerend noodlot. Geleidelijk worden wat dat betreft de schroeven steviger aangedraaid. Het eindresultaat is zeker in dichterlijk opzicht heel overtuigend. Het koor mist de uistraling van de beste andere verklankingen, in casu die van Chailly. Michelle De Young zingt haar partij mooi met haast Wagneriaanse pracht, maar blijft wat aan het oppervlak, Susan Dunn is communicatiever. Thomas Moser is de uitblinker hier, treffender dan Hollweg bij Chailly en Leiferkus verraadt teveel zijn Slavische afkomst.

De vijfde opname is de veelbelovende eerste opname van het eigen Radio 4 label Quattro Live, dat hopelijk een even uitgebreide catalogus eigen opnamen gaat opbouwen als de BBC met BBC Music en Legends en bijvoorbeeld die van de WDR. De plannen zijn vooreerst gericht op het uitbrengen van vier eigen opnamen per jaar. De distributie is daarbij steeds het heikele punt. Voorlopig gaat die via de cd winkel van De Volkskrant en de eigen Radio 4 website.

Gemeen hebben beide uit Nederland komende cd’s dat de opnamen in het Concertgebouw zijn gemaakt, zij het de ene onder studiocondities en de tweede ‘live’ 3 september 2005 waardoor de tweede opname wat minder dynamisch en genuanceerd en dus wat minder pakkend klinkt, maar als reportage voortreffelijk is geslaagd. Het Fernorchester in de finale komt bijvoorbeeld ook wat minder goed uit de verf. Gemeen hebben beide verder de tenor Andreas Schmidt. Bijzonder bij de radio opname is verder dat behalve een jongenssopraan ter differentiatie ook een jongensalt is ingezet. Het lukte van Zweden goed om de urgentie, de kleuren en de gloed van de compositie over te brengen en de dieperliggende, soms sinistere emoties komen ook nauwelijks tekort

Van Zweden beschikte ook over een voortreffelijk koor en orkest dat hij inspirerend, kernachtig en met visie leidt. Het solistenkwintet met voorop Alessandra Marc en Andreas Schmidt en de niet teveel tegenvallende jochies levert evocatieve en soms zelfs griezelige bijdragen.

De Quattro Live opname zal vooral een dierbare herinnering zijn voor de bezoekers van de Utrechtse ‘De vrijdag van Vredenburg’ en de Amsterdamse ‘Zaterdag matinee’. Andere opnamen, zoals de bekorte van Sinopoli (DG 471.451-2) en Tilson Thomas (RCA 09026-68599-2) raken voor chauvinistische concertgangers nu nog duidelijker op de achtergrond. Hoewel: chauvinistisch hoef je daar absoluut niet voor te zijn want het is objectief aantoonbaar.  

Chauvinisme komt ook niet te pas bij de aanbeveling van de radio opname van een uitvoering van het áfzonderlijke ‘Hochzeitstück’ door Hanneke van Bork, Ernst Häfliger en Norma Procter met het Concertgebouworkest uit 1973 onder Bernard Haitink. Heel pakkend en mooi genoeg dat te betreuren valt dat niet het hele werk werd uitgevoerd en dat men zich om hiervan te genieten een album met 14 cd’s moet aanschaffen.

Het moge duidelijk zijn: bij de uiteindelijke keuze gaat het tussen de opnamen van Chailly,  Van Zweden en met enige afstand Tilson Thomas en Rattle..