Medtner: Pianoconcert nr. 1 in c op. 33; Liebliches Kind!’ uit 9 Goetheliederen op. 6/5 (bew. Sudbin); Tchaikovsky: Pianoconcert nr. 1 in bes op. 23; ‘Jevgeny Sudbin met het São Paulo symfonie orkest o.l.v. John Neschling. BIS SACD 1588 (71’16”). 2006
Voor Sudbin is Medtners eerste pianoconcert een waarachtig meesterwerk waarvoor hij een krachtig pleidooi houdt in een uitvoering die uiterst welsprekend is, maar die gelukkig ook enige discretie bezit. Het soort vulgair aandoende gebaren dat in mindere vertolkingen de kop kan opsteken, is hier vermeden. Eerder bezit de verklanking een aristocratisch karakter met blijken van veel liefdevol gevoel voor de muzikale complexiteit die van een haast symbolische kracht is omdat bekend is dat de componist een hekel had aan nodeloos virtuoos vertoon. Sudbin maakt dat de luisteraar een en ander bekend heroverweegt. Het lange tranquillo meditamente klinkt improviserend en verinnerlijkt. Als daarna de muzikale storm losbarst, laat deze niet aan elektriserende kracht te wensen over.
Natuurlijk is Sudbin niet de eerste die zich met zoveel succes over deze materie ontfermt. Sherbatov (Naxos) en Aleceev (Hyperion) gingen hem voor, maar uiteindelijk overtuigt hij nog meer.
Een slechts 1’47” durend poëtisch rustpunt wordt gevormd Sudbins bewerking van het vijfde lied uit de Goetheliederen, meer specifiek uit diens ‘Claudine von Villa-Bella’.
Men kan zich afvragen wat me nog met weer een nieuwe opname van het afgedraafde Tchaikovskyconcert moeten. Maar wacht: oordeel niet voorbarig en luister eerst! Sudbin heeft duidelijk nagedacht voordat hij aan deze grote uitdaging begon en een eigen, geldig concept ontworpen. Met als uitkomst een heel virtuoos en tegelijk heel menselijk resultaat: lyrisch en suggestief. Tal van elementen zijn harmonieus samengevoegd: vuur en ijs, regen en zonneschijn. Luister naar Sudbins allegro con spirito wanneer het werk eenmaal op gang is gekomen. Daar vertonen zijn wegstuivende crescendi en diminuendi een verrassend vitaal en capricieus beeld. Bij vlagen klinkt zijn piano als een klokkenspel, het tweede thema krijgt iets innigs en ontroerends, maar ook de stormachtige gedeelten in octaven die nooit agressief worden in het eerste en laatste deel krijgen het volle pond. Het begeleidende orkest zal het er niet makkelijk mee hebben gehad, maar hoewel het hier – net als de dirigent, een achterneef van Schönberg en dirigent Bodansky. Hij werkte o.a. bij het Beethovenhalle orkest in Bonn, de Weense Staatsopera en het Teatro Carlo Felice – onbekend is, weert het zich dapper en meer dan competent door zich met de solist te vereenzelvigen en voor een uitstekende integratie van solo- en orkestaandeel te zorgen. De cadens munt uit door een hypnotiserende brille, het prestissimo middenin het tweede deel wordt een echt ‘scherzo van de vuurvliegjes’ en de hele finale danst als het ware van de muziekbladzijden. De spanning en urgentie van deze verklanking maken dat je zelfs als lichtelijk blasé luisteraar op het puntje van je stoel toehoort.
Natuurlijk, er was al een heel regiment opnamen van het Tchaikovskyconcert met in de voorste gelederen Argerich (Philips met Kondrashin, DG met Abbado), Pletnev (Virgin), Horowitz (Naxos en RCA), maar is heel origineel en waardevol, dus belangrijk en interessant in al dat gedrang.