Mendelssohn: Vioolconcert in e op. 64; Bruch: Vioolconcert nr. 1 in g op. 26; Romance in F op. 85. Janine Jansen met het Gewandhausorchester o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 475.769-2 (59’05”). 2006
De combinatie va “de” vioolconcerten van Mendelssohn en Bruch is sinds de elpee dagen een veel voorkomende die in de cd wereld voortleeft, getuige onder meer erg fraaie opnamen van Lin (Sony), Kennedy (EMI), Midori (Sony), Chung (Decca) en in iets mindere mate Mutter (DG), Menuhin (EMI) en Bell (Decca). Bij dat illustere gezelschap waaraan wat Mendelssohn betreft nog Mullova (Philips) en Grumiaux (Philips) en wat Bruch betreft Heifetz (RCA), Mintz (DG) en Accardo (DG) mogen worden toegevoegd, begeeft zich nu ook Janine Jansen.
Hoe brengt ze het eraf? Gelukkig uitstekend. Haar kijk op Mendelssohn heeft wat aangenaam androgyns. Waar nodig is ze temperamentvol, uitdagend, hemelbestormend manlijk, maar waar dat gewenst is ook heel vrouwelijk vol poëzie en verinnerlijking. Haar toon is in essentie slank en rank. Dat is niet zo bijzonder want de vettere toonvorming van een Ojstrach en een Stern, van een vorige generatie dus, lijkt echt verleden tijd zoals ook blijkt bij andere vertegenwoordigers van de jonge vioolgeneratie zoals Hilary Hahn, Julia Fischer, Sarah Chang, Chloë Hanslip en Isabelle Faust.
Die positieve, manlijke kwaliteit blijkt al meteen bij de eerste inzet van het Mendelssohnconcert die ook al dra van fantasie, maar ook van een grote beheersing getuigt. In de overgang naar het tweede thema met een (als tranquillo aangegeven dalend arpeggio komt voor het eerst die feminiene kwaliteit tot uiting. Maar wat vooral opvalt is een grote dosis aan ongekunstelde spontaniteit. Zo gaat het verder met een fraaie mengeling van vuur en teerheid, met een volkomen natuurlijk aandoende dynamische nuancering en fraai afgewerkte frasen. Ook het snelle filigraanwerk klinkt helder, fijnzinnig en doelbewust. Voortdurend blijft de viooltoon zingen.
In het concert van Bruch wordt het hoogtepunt gevormd door het heel intens behandelde middendeel. Jansens reactie op de vele mooie buigingen van de solopartij zijn rijk geschakeerd en klinken doorleefd. Haar frasering maakt dat het orkest met een goed het karakter en de sfeer aanvoelende dirigent kan zwelgen in de sensuele schoonheid van het werk.
Voor de onbekende Romance, die ooit overtuigender werd opgenomen door Caussé (Erato) en Bashmet (RCA) greep de violiste naar een geleende altviool. Ze weert zich hier natuurlijk ook kranig, maar mist toch wat aan overtuigingskracht. Jammer daarom dat niet – zoals door Chung – voor de Schotse fantasie werd gekozen. De extra tijd was daarvoor beschikbaar.
Zo’n vitale, frisse aanpak van twee fikse brokken uit het ijzeren repertoire moet worden gekoesterd. Is er dan niets op het klinkend resultaat aan te merken? Toch wel! Zou Chailly nog wel eens met heimwee terugdenken aan de van nature fraaie akoestiek van het Concertgebouw? Net als in zijn eerdere opname van Mendelssohns tweede symfonie en Midzomernachtsdroom ouverture (Decca 475.6939) is de interne balans binnen het orkest niet ideaal; het ensemble klinkt te homogeen, teveel als hecht blok, ongenuanceerd, te plat en de soliste is weer eens nadrukkelijk naar voren gehaald. Zo kunnen we wel optimaal genieten van haar fraaie interpretatie, maar helemaal juist is het niet. Overigens is dit – waarschijnlijk om puur commerciële redenen – wel een haastproductie. De ‘live’ opname dateert uit de periode 5-9 september 2006 en het plaatje ligt met veel reclame omgeven al drie weken later in de winkels.
Volkomen los van eventuele chauvinistische redenen is dit een heel waardevolle uitgave, maar niet eentje die de bovengenoemde alternatieven naar de achtergrond dringt.