CD Recensies

MOZART: BLAZERSCONCERTEN IN VEELVOUD

Mozart: Hoornconcerten nr. 1 in D KV 412/386b (met alternatieve finale van Torsten Johann) en 4 in Es  KV 495; Fagotconcert in Bes KV 191 (186e); Hoboconcert in C KV 314/271c (285d). Teunis van der Zwart (hn), Donna Agrell (f) en Katharina Arfken (h) met het Freiburger Barockorchester o.l.v. Petra Müllejans. Harmonia Mudi HMC 90.1946 (66’19”). 2007

Mozart: Hoornconcert nr. 1 in D KV 386b; Fluitconcert nr. 1 in G KV 313/285c; Fagotconcert in Bes KV 191/186c; Hoboconcert in C KV 314/271c. Resp. Jacob Slagter (hn), Emily Beynon (fl), Gustavo Núñes (f) en Alexei Ogrintchouk (h) met het Concertgebouw kamerorkest o.l.v. Henk Rubingh. Pentatone PTC 5186.079 (71’06”). 2005

Mozart: Hoornconcerten nr. 1 in D KV 412/514 (386b), 2 in Es KV 417, 3 in Es KV 447 en 4 in Es KV 495. Paul van Zelm met het Combattimento Consort o.l.v. Jan Willem de Vriend. Et’cetera KTC 5253 (52’36”). 2005

Mozart: Klarinetconcert in A KV 622; Hoornconcert nr. 4 in Es KV 495; Hoboconcert in C KV 271k/314. L. Mozart: Trompetconcert in D. Resp. Paul Meyer (kl), David Guerrier (hn, tr) en François Leleux met het Ensemble orchestral de Paris o.l.v. John Nelson. Virgin 332.627-2 (76’24”). 2005

 

De Engelse titel Wind concertos van de Harmonia Mundi en Virgin cd’s klopt natuurlijk best voor deze verzamelschijfjes, maar kan de verkeerde suggestie wekken: alsof regelmatig stormvlagen optreden terwijl hier juist een weldadige plezierige bries met verschillende warmte- en intensiteitsgradaties heerst en een hobo nu juist heel weinig lucht verbruikt.

Wat een feest om nu eens een paar orkestleden uit het Orkest van de XVIIIe eeuw en het Amsterdam barokorkest die regelmatig in het grote ensemble hooguit visueel opvallen (Donna Agrell met haar wilde blonde pruik en Katharina Arfken met een iets minder markante dito) nu eens solistisch te horen. En de bescheiden Teunis van der Zwart die achterin Brüggens orkest vaak bezig wordt gezien met het verwisselen van zijn hoornbuizen.

Hij is het die het spits afbijt in het vierde hoornconcert. Bewonderenswaardig hoe hij de luisteraar zonder dat die maar een moment angst hoeft te hebben voor kicksen en ander ongerief met stralende toon door het werk voert. Is dit een blijk dat hoornisten sinds het pionierwerk van Hermann Baumann en anderen met de natuurhoorn wezenlijke vorderingen hebben gemaakt?

Paul van Zelm, in Nederland werkzaam in de omroepensembles, is leerling van Van Woudenberg èn Baumann bij wij hij de fijne kneepjes van het natuurhoornspel onder de knie kreeg. Hij zorgt voor heel geacheveerde, maar relatief en in vergelijking met Van der Zwart haast wat te serieus en voorzichtig aandoende uitvoeringen, heel levendig en genuanceerd ‘semi-authentiek’ begeleid door het Combattimento Consort. Als verzachtende omstandigheid kan gelden dat hij niet zoals Van der Zwart uitsluitend en alleen met een natuurhoorn in de weer is.

De aangenaamste verrassing biedt Teunis van der Zwart, niet alleen met zijn perfecte, haast uitdagende, warmkoperen spel en zijn assertief zwierige aanpak, waarin hij de gestopte tonen met de daaruit resulterende klankverschillen en diverse harmonischen royaal laat spreken maar ook omdat hij het rondo (Süßmayr SWV 502) laat volgen door de reconstructie van dat deel door Torsten Johann. Hij speelt vrolijk en lichtvoetig met volle aandacht voor de luchtigheid van de snelle delen en de teerheid van de langzame. Speelvreugde is hier troef.

Vergelijk de beide Nederlandse hoornisten met Baumann (Teldec).

In vergelijking met andere concerten van Mozart is van het hoboconcert slechts een minderheid ‘authentiek’ uitgevoerd voorhanden. We hadden slechts Piguet (Oiseau Lyre), Niesemann (Capriccio) en Westermann (Teldec). Bij hen voegt zich nu met succes Katharina Arfken die met lichte, echt rietactige en heel wendbare toon precies fraserend en lustig articulerend dit werk afwikkelt en fraaie cadensen inbrengt. Ze vraagt en krijgt daarvoor alle ruimte in het niet te snel genomen eerste deel; in het tweede zingt ze breeduit en de finale is aangenaam levendig. Donna Agrell – bekend als fagottiste uit het Orkest van de achttiende eeuw – vult de solopartij van het fagotconcert heel gedecideerd en parmantig in, bekoort hooglijk in het tweede deel en had hooguit wat geanimeerder mogen zijn in de finale.

Wat een aardige gedachte om de volgende Pentatone cd de eerste blazerslessenaars van het Concertgebouworkest een keuze van soloconcerten te laten opnemen en daarvoor niet het volle orkest en de grote zaal te gebruiken, maar het kamerorkest onder aanvoering van Henk Rubingh in de intiemer, in akoestisch opzicht mooi passende Waalse kerk.

Het resultaat mag er wezen. Van de vier hoornconcerten koos Jacob Slagter het eerste uit. Voor een compleet overzicht zouden drie cd’s nodig zijn geweest, zoals het uitstekende Orpheus kamerorkest met solisten uit de eigen rijen aantoonde op DG 469.362-2. Dat Slagter die het programma opent, alleen maar nr. 1 deed doet – omdat hij het met zo’n mooi warme, ronde toon en een flitsende techniek afwikkelt naar meer verlangen.

Emily Beynon vervolgt met een parelende verklanking van het enig ware fluitconcert, waarin ze een mooie middenkoers stuurt tussen het klassiek stijlvolle van een Pahud (EMI) of  Bennett  en Nicolet (Philips) en het expressief warme van een Galway (RCA). Mooi vlot is het afsluitende menuet.

Gustavo Nuñez ontfermt zich vervolgens over het prille fagotconcert waarin hij zijn instrument mooi laat grinniken en pruttelen. In elk geval treft hij het geestige karakter van het stuk mooi; in het andante is hij passend treurig melancholiek. Dankzij de rake opname komen de warme gloed en het mooie timbre van zijn instrument goed uit.

Tot slot laat Alexei Ogrintchouk met een pittige, echte rietklank en niet te klaaglijk horen hooi mooi het hoboconcert kan zijn. Hij fraseert vloeiend, articuleert levendig. Het middendeel krijgt bij hem iets weemoedig Slavisch, de finale is heel virtuoos gedaan. De begeleiding is heel attent en sympathiek. Zo werd dit een geslaagd project dat inderdaad naar meer doet uitzien. Vergelijk eventueel met Holliger (Archiv), Boyd (ASV), Schellenberger (DG), Francis (Hyperion) en Wolfgang (DG).

De Fransen presenteren op Virgin een ‘Mozart light’ in een programma van iets andere samenstelling. De gemeenschappelijk noemer is alleen het hoboconcert. Dat wordt door François Leleux op heel lichte, lenige wijze haast als gracieus geestig niemendalletje gepresenteerd en klinkt heel innemend. De hoornist David Guerrier horen we in een dubbelrol ook als trompettist. In zijn verfijnde hoornspel neigt hij tot understatement, maar produceert hij wel subtiele kleuren; de finale had wat darteler gekund. Een echt niemendalletje is het trompetconcert van vader Leopold Mozart, maar het wordt prachtig uitgevoerd.

Blijft het klarinetconcert dat met een rijker lage register toch mooier klinkt wanneer het op de bedoelde basset klarinet wordt gespeeld zoals door de Duitse Sabine en Wolfgang Meyer (EMI). Op zichzelf overtuigt de Franse Meyer best met een solopartij die vloeit als warme honing. Vergelijk ook Collins (DG). De begeleiding hier is alert en levendig, de opname is wat in het voordeel van de strijkers ten koste van de blazers.

Vooral de Harmonia Mundi- en de Pentatone opnamen krijgen een warme aanbeveling mee.