CD Recensies

MOZART: CLEMENZA DI TITO, MACKERRAS

Mozart: La clemenza di Tito KV 621. Rainer Trost (Tito), Magdalena Kožená (Sesto), Hillevi Martinpelto (Vitellia), Lisa Milne (Servilia), Christine Rice (Annio) en John Relyea (Publio) met het Schots kamerorkest en –koor o.l.v. Charles Mackerras. Archiv 477.579-2 (2 cd’s, 127’31”). 2005 

De goedheid van een heerser staat in het licht van de verheerlijking in deze laatste Italiaanse opera van Mozart die met zijn verschijning enige eerdere werken – van Hasse en Gluck - op hetzelfde gegeven van Metastasio declasseerde. Het thema dat in de barokperiode nog als belangrijke inspiratiebron diende, was met Mozarts werk aan het einde van een doodlopende straat beland: het was het einde van de opera seria.

Intussen is wel een falanx aan mooie opnamen van het werk verschenen, te beginnen in 1967 met Kertesz (Decca 430.105-2) en vervolgd met Davis in 1976 (Philips 422.544-2), Böhm in 1979 (DG 429.878-2), Muti in 1988 (EMI 555.489-2), Gardiner in 1991 (Archiv 431.806-2) en Hogwood (Oiseau Lyre 444.131-2) en Harnoncourt (Teldec 4509-90857-2) beiden in 1993.

Het waren vooral de versies van Gardiner en Harnoncourt die in dit gezelschap de meeste indruk maakten. Bij hen voegt zich nu zowel in werk van Janáček als van Mozart uitblinkende Mackerras. Bij de solisten zal de aandacht zich vooral richten op de Sesto van Kožená. Terecht in verschillende opzichten, want Sextus vervult de eigenlijke hoofdrol in het werk, zijn handelingen en gevoelens, maar vooral ook zijn gekweldheid vormen de kern van het werk. Meteen in het beginduet ‘Come ti piace, imponi’ wordt door de mezzo met een kernachtig en puur geluid in contrast met de ingehouden hysterie van Vitellia de kern van het werk getroffen. Uit haar voordracht wordt duidelijk dat Kožená Sextus ondanks zijn zwakheden beschouwt als een integer iemand en een van de nobelste Romeinen ooit. Qua vocale schoonheid, dramatiek, gloed en expressieve rijkdom kan ze het royaal opnemen tegen Bartoli bij Hogwood, Von Otter bij Gardiner, Murray bij Harnoncourt en Berganza bij Böhm.

Dan is daar mooi bijpassend een opmerkelijke, want heel geëngageerde en gepassioneerde Vitellia, bij toerbeurt amoureus, wraakzuchtig, complotterend en vergevend van Hillevi Martinpelto, die over een stevig laagste register beschikt en ook geen moeite heeft met de hoge B’s. De Titus van Rainer Trost wordt gekenmerkt door subtiele, mooi genuanceerde zang. Hij staat deelnemend, als rots in de branding en heersend temidden van alle emotionele tegenstellingen.

Lisa Milne is een bekoorlijke Servilia en Christine Rice een goed bijpassende Annio. John Relyea valt de ondankbare, want erg terloopse rol van Publio ten deel. Er valt enorm veel te genieten, luister bijvoorbeeld bij wijze van steekproef naar het trio van Sextus, Titus en Publio ‘Quello di Tito è il volto!’ uit de tweede akte met zijn mooi gecontrasteerde gevoelens en het kaliber van deze uitvoering wordt duidelijk, maar dat geldt evenzeer voor het koor ‘Ah, grazie si rendamo’.

Mackerras is zich heel bewust van wat zich in expressief opzicht in de muziek afspeelt en hanteert dienovereenkomstig niet al te rigide tempi. De recitatieven worden levendig voorgedragen en niet op maximum snelheid afgeraffeld; ze zijn als regel niet van Mozart zelf en ze worden vaak drastisch bekort, hier gelukkig niet. Wie ze teveel van het goede vindt, kan ze overslaan omdat de trackindeling daar op is ingericht.

Eindoordeel? De nieuwe uitgave heeft menig voordeel aan zijn kant. Gardiner blijft de meest geduchte rivaal, maar zijn ‘live’ opname bevat nogal wat toneelgeluiden; ook Harnoncourt en Hogwood blijven sterk in de running en voor wie het werk ook eens wil zien, is er nog de ArtHaus dvd-opname uit Glyndebourne onder Andrew Davis (100.406), hoewel interpretatief van een wat minder kaliber.