CD Recensies

MOZART: DON GIOVANNI, JACOBS

Mozart: Don Giovanni. Johannes Weiser, Olga Pasichnik, Alexandrina Pendatchanska, Suhae Im, Kenneth Tarver, Lorenzo Regazzo, Nikolay Borchev en Alessandro Guerzoni met het RIAS kamerkoor en het Freiburgs barokorkest o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 90.1964/6 (3 cd’s, 170’). 2006 Volgens Wagners treffende oordeel is de operavorm bij Mozart « gleich augebranntem Mauerwerk, nackt und frostig, in ihrer alten Gestalt stehengeblieben ». Een oordeel dat niet alleen geldt met betrekking tot Mozarts eerbewijs aan de Italiaanse opera seria (zoals in Idomeneo). Aan de andere kant was Mozart in de omgang met de traditionele vorm niet kinderachtig doordat hij de ooit streng gedeelde gebieden van de serieuze en de bufonnekse opera flink door elkaar schudde, Dat leverde hem het verwijt op een cynicus te zijn, wat vooral voor Don Giovanni (als dramma giocosa !) en Così fan tutte kan gelden en in wat mindere mate voor Le nozze di Figaro.Wlfrid Mellers merkte op dat « Mozarts cynisme subtiel en diepgravend is en hij laat ons zien en horen dat ondanks het verschrikkelijke lot van Don Giovanni de cultuur wordt gered (Hoera !) en in de epiloog brengt hij het voor elkaar dat zijn door elkaar zijn woelige plezier aan de aard der mensen dienovereenkomst kort en vergankelijk moet zijn ».Zo bezien is Mozart eigenlijk helemaal geen festivalcomponist en dat wordt nergens duidelijker als in zijn opera’s ; hij spot met de vormen en de conventies waarvan hij zich in de toenmalige maatschappij niet kon bevrijden. Maar tegelijk benutte hij de door hem van hun oude functie ontdane en daardoor in het groteske omgeslagen momenten van een vaste vormwereld om aan de hand van dergelijke, nogal loze momenten, aan te tonen wat de muziek werkelijk kan betekenen.Het zijn gedachten die zich opdringen tijdens en na het beluisteren van de opnieuw nogal provocerende opname uit de groeiende reeks van René Jacobs. Hij werpt namelijk een deels nieuw, verrassend licht op het werk door bepaalde accenten te plaatsen en andere te zetten.Waar komt dat grofweg op neer ? Een paar voorbeelden.  Een fantastisch in alle geledingen, maar vooral bij de houtblazers, de natuurhoorns en de felle pauken, agerend heel kleurig spelend orkest. Fraaie versieringen. Wezenlijke, verlevendigende inbreng van cello en fortepiano in de recitatieven. De keuze van jonge, onbekende zangers. Zo wordt de hoofdrol vervuld door Johannes Weiser die aanvankelijk was bedoeld als stand-in voor Simon Keenlyside, maar die met zijn weliswaar niet door vocale glans uitblinkende maar psychologisch vrijwel alle aspecten van Don Juan fel belicht in de viriele champagne aria. Het verhogen van de rol van Elvira, de dramatische, maar niet in alle geledingen vormvaste Pendatchanska in het gebeuren wat enigszins ten koste gaat van de mooi gezongen rol van Donna Anna, de lichte sopraan Pasichnyk. Kenneth Tarver is een voorbeeldige Don Ottavio. Sunhae Im is een mooi naïeve, maar niet echt betoverende Zerlina, Lorenzo Regazzo een wendbare, slimme, eleghante Leporello; Nikolay Borchev een weerbare Masetto en Alessandro Guerzoni een duister dreigende commendatore.Natuurlijk zijn er ook minpunten. Zoals meestal bij Jacobs fluctueren de tempi danig binnen de delen. Bedoeld ter verhoging van de expressie kan dat bij herhaling als een vervelend maniertje gaan klinken. De homogeniteit van het ensemble zangers is ook niet optimaal

Net als Gardiner (Archiv) en Mackerras (Telarc) keerde Jacobs terug tot de Weense versie van het werk uit 1788 en vulde hij de Praagse gedeelten los toe. Gardiner had een homogenere bezetting en hij huldigde een evenwichtiger opvatting zodat hij onder de ‘authentieke’ realisaties toch een voorkeurspositie behoudt. Maar een keertje moet men het originele concept van Jacobs wel ondergaan.