Mozart: Le nozze di Figaro. Ildebrando d’Arcangelo (Figaro), Anna Netrebko (Susanna), Bo Skovhus (graaf Almaviva), Dorothea Röschmann (gravin Almaviva), Christine Schäfer (Cherubino), Marie McLaughlin (Marcellina), Franz-Josef Selig (Bartolo), Patrick Henckens (Basilio), Oliver Ringelhahn (Don Curzio), Florian Boesch (Antonio) en Eva Liebau (Barbarina) met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. DG 477.6710 (3 cd’s, 189’56”). 2006
Deze Salzburgse festivalproductie ter ere van weer een Mozartjaar 2006 was in juli dat jaar bij het ZDF ‘live’ op tv te volgen; die productie, tevens de inwijding van het Haus für Mozart op de plaats van het oude Festspielhaus, verscheen inmiddels bij DG in een dvd album met de alle 22 Mozartopera’s in cassette (073-422-1, 33 dvd’s) zowel als separaat (073-424-5, 2 dvd’s). De rolbezetting voor de nu ook verschenen cd versie bleef op één uitzondering na hetzelfde in beide versies: op cd werd de gravin van Julia Banse vervangen door Dorothea Röschmann.
Het is interessant om beide versies te vergelijken zonder teveel open deuren in te trappen, want logisch: op video krijgt men het Gesamtkunstwerk in beeld èn geluid met de enscenering; het karige trappenhuis- en vrijwel ongemeubileerde multideurruimtes plus de letterlijk telkens door het beeld fietsende Cherubijn op de koop toe. Wie – zoals ik – minder gecharmeerd is van dat toneelbeeld en na een keer of wat die acrobatische Cherubijn best wil missen, lijkt tenslotte beter af met de beter tegen herhaling bestand zijnde cd versie die in de Berlijnse Teldex studio optimaal is samengesteld uit een stel voorstellingen tussen 17 juli en 6 augustus. Ook het applaus en storende toneelgeluiden zijn geëlimineerd, zodat eigenlijk niets het muzikale genoegen in de weg staat.
Met letterlijk en figuurlijk wat meer distantie kunnen de prestaties van Anna Netrebko naar waarde worden beoordeeld. Ze ontpopte zich als een levendige, bekoorlijke, flirtende Susanna. Het dient gezegd: de jonge Russische zangersgeneratie is ver verwijderd van de vroegere zingende walvissen met veel vibrato, dikke l’s en rollende r’s. Ze klinkt slank en wendbaar, energiek, doelbewust, vol esprit en waar nodig licht intrigerend. Het samengaan met de houtblazers in ‘Venite inginocchiatevi’ is fraai en geen moment staat haar stem onder druk. ‘Deh vieni’ is gracieus en goed getimed
Haar aanstaande echtgenoot vond een overtuigende, sympathieke vertolker in Ildebrando d’Arcangelo. Zij stem klinkt duister en dreigend genoeg in ‘Se vuol ballare’, bitter in ‘Aprite un po’ quegli lare’ en elders heel alert en geslepen. Superieur klinkt ‘’Non più andrai’. Naast hen horen we een paar routiniers als de betrouwbare graaf vol autiteit en vuur van Bo Skovhus; zijn uitbarsting in ‘Verdró mentr’io sospiro’ is pakkend, de schattige Marcellina van Marie McLaughlin, de warmbloedige, nog jeugdig aandoende gravin van Dorothea Röschmann die grosso modo nog wat overtuigender, ongeaffecteerder is dan Julia Banse. Haar beide grote aria’s profiteren van haar warme, lichtestem, vooral ‘Dove sono’.
Maar het was in feite de Cherubino van Christine Schäfer die wat mij betreft de show stal. Een geweldige invulling van deze rol, half jongen, half meisje, die zo meteen een centraal karakter kreeg. Haar beroemde aria ‘Non so più cosa son, cosa faccio’ zal zelden zo snel beginnend, lichtvoetig, ritmisch veerkrachtig en heel aarzelend hoogste expressief en traag eindigend hebben geklonken. ‘Voi che sapete’ klinkt al even charmant, vlot en met een ietwat komische inslag. Het illustreert weer eens duidelijk dat een sopraan in deze rol veel beter kan voldoen dan een mezzo. De recitatieven overigens worden in mooi flexibele tempi afgewikkeld.
Harnoncourt bracht met het ervaren Weense opera orkest wel op dramatische wijze de nodige puntjes op i’s en streepjes door t’s aan, en zorgde voor de van hem bekende accentueringen, het ensemble klinkt vanuit de bak homogeen en weelderig, met redelijke soli. Jammer hooguit dat de dirigent hier niet de beschikking had over het pittiger European Chamber orchestra.
Gelukkig werden in dit verband ook de dikwijls geschrapte aria’s van Marcellina en Basilio in ere hersteld. De nieuwe zaal blijkt gelukkig over een goede akoestiek te beschikken want de vermenging van stemmen op het podium met orkestklanken uit de bak is heel bevredigend. Voor een ‘live’ opname is de geluidskwaliteit best goed.
Zo verdient deze uitgave best een hoog plekje in de eindklassering van de tientallen opnamen van deze opera naast de mooie versies van Giulini (EMI), Böhm (DG) Gardiner (DG). Harnoncourt doet hier zichzelf concurrentie aan met zijn eerdere opname uit de Nederlandse Opera (Teldec 4509-90861-2) die ook niet te versmaden is. Hoe dan ook: er is best reden om de Salzburgse vertoning waarin het beste van de nieuwe en de oude interpretatieve werelden is verenigd warm te begroeten.