Mozart: Vioolconcerten nr. 1 in Bes KV 207, 3 in G KV 216 en 4 in D KV 218. Viktoria Mullova met het Orchestra of the age of musical enlightenment. Philips 470.292-2 (66’02”). 2001
Mozart: Vioolconcerten nr. 3 in in G KV 216 en 4 in D KV 218; Adagio voor viool en orkest in E KV 261; Rondo voor viool en orkest in Bes KV 269. Julia Fischer met het Nederlands kamerorkest o.l.v. Yakov Kreizberg. Pentatone PTC 5186-064 (60’45”). 2005-10-09
Mullova heeft zich – te beginnen met haar recentere Bachvertolkingen - verdiept in authentieke uitvoeringspraktijken en ze past dat hier toe met het door haar zelf geleide Engelse ensemble dat ook die verworvenheden praktiseert. Waar dat toe leidde wordt hier onder bewijs gesteld en het dient gezegd: het resultaat is erg overtuigend. Eigenlijk alles lijkt te kloppen en valt als vanzelf op de goede plaats. De spontane speelvreugde straalt er ook vanaf. De toonvorming, de tempi, de stijl, de articulatie, de afwisseling tussen intensiteit en ontspanning: het is alles daar op de manier die hoort. Zo komt ze tot minstens evenwaardige resultaten als haar authentieke voorgangers, Standage (Oiseau Lyre 455.721-2) en Huggett (Virgin 561.576-2). Mogelijk geeft de extra charme van de eens ten onrechte als ijsprinses gekwalificeerde violiste de doorslag om juist haar te prefereren.
Een van de leukste aspecten van de recente vertolkingen van Mozarts derde en vierde vioolconcert betreft de keuze van de cadensen. Niet de gangbare meer, want Viktoria Mullova (Philips 470.292-2, die op de bewuste cd ook het eerste concert opnam in plaats van Fischers twee losse delen) introduceerde moois van haarzelf in nr. 3 en ander fraais van Ottavio Dantone in beide werken en nu komt Fischer met eigen improvisaties in alle vier door haar gespeelde werken, aangevuld met vondsten van Sam Franko en Yakov Kreizberg. Heel stimulerend en verfrissend, temeer daar haar inbreng stijlvol klinkt.
Waar Mullova, aangeraakt door de authenticiteitsbeweging, zelf het heft in handen nam bij het Orchestra of the age of enlightenment, voegt de jonge Fischer zich met haar opvallend pure toon en luxe techniek met het juiste temperament en stijlgevoel bij het enthousiaste maar wat grover besnaarde Nederlands kamerorkest. De vertolkingen zijn vlot, lichtvoetig en luchtig zoals dat past bij deze jeugdige werken. Ze weet raad met energieke opmaten, goed gedoseerde diminuendi en accenten waarin rekening wordt gehouden met metrische patronen.
Fijn is verder nog dat ze door de techniek niet nodeloos naar voren is gehaald, maar goed is geïntegreerd in het ensemble. Zo voegt Fischer zich in de hoogste regionen bij Mullova, Grumiaux (Philips 438.323-2), Dumay (DG 457.645-2) en Huggett (Virgin 545.010-2). Nu maar hopen dat Mullova en Fischer ook gauw met de resterende vioolconcerten komen.