Mendelssohn: Pianoconcert nr. 3 in e (reconstructie/voltooiing Marcello Bufalini); Symfonie nr. 3 in a op. 38 Schotse, Londense versie; Openingschets van Symfonie nr. 3; Ouverture De Hebriden op. 26, Romeinse versie. Roberto Prosseda met het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 478.1425 (69’41” 2006/9 Voeg de Mendelssohntraditie van het Gewandhausorkest, de speurzin van wat musicologen, de ondernemingslust van Chailly die al onbekende werken van Verdi en Puccini opgroef en je hebt een mengsel dat natuurlijk tot iets bijzonders moest voeren. Wat hebben we hier? Voorstudies van de Ouverture, de zogenaamde Romeinse versie uit 1830 verzorgd door Christopher Hogwood en de Symfonie, de Londense versie uit 1842, uitgewerkt door Thomas Schmidt-Beste, waarvan de verschillen met de versies die gangbaar zijn keurig in het begeleidende boekje worden uitgelegd, tot op de maat nauwkeurig. Alleen kenners zullen verrast luisteren na de nieuwe 39 maten in het eerste deel en de nieuwe 18 uit de finale. Verder zijn maat 465-482 + 497-503 ietwat anders georkestreerd; idem geldt dit voor m. 47-64, 68 en 72-76 uit het eerste deel en m. 47-64, 68 en 72-76 uit de finale..Zijn die verschillen groot? Nee, wie niet oplet, hoort ze misschien niet eens verrast passeren. Interessanter is het Derde pianoconcert dat echt helemaal nieuw is. Er bestond een ongedateerd manuscript in onvoltooide vorm van en het werk wordt genoemd in brieven uit 1842 en 1844, die het werk in 1844 helpen dateren. Ook hierover geeft het boekje expliciet uitleg. Pianist Roberto Prosseda ontdekte dat manuscript en musicoloog Marcello Bufalini verrichtte het reconstructiewerk. Te voorschijn kwam een werk dat nauwelijks rijper klinkt dan de dartele twee concerten uit 1831 en 1837. Het eerste deel maakt een nogal rapsodische indruk met veel ‘leegloop’. Hoogtepunt is het middendeel; in de finale gaat het er heel vlot en virtuoos aan toe. Of het werk waarop Prosseda mogelijk een claim van het voorlopige alleenvertoningsrecht heeft een blijvertje op de concertpodia zal zijn? Het is in ieder geval heel interessant het eens te horen want het vormt het belangrijkste deel van deze cd. Over de uitvoeringen en de opname hebben we het nog niet gehad. De vertolkingen hebben een hoog niveau, maar de Gewandhausopnamen van Decca klinken toch vaak wat ongemakkelijk qua balans en qua direct/indirect geluid. Vergelijk de symfonie in definitieve vorm eens met de uitgaven van Abbado (DG 427.810-2), Maag (Decca 466.990-2), Karajan (DG 449.743-2) en Flor (RCA 82876-76234-2) om dat te ervaren. Curieus in de meest positieve zin is het resultaat van dit Mendelssohn onderzoek zeker, maar het zal toch vooral appelleren aan de verzamelzin van door-en-door Mendelssohnfans.