Moessorgsky: De Schilderijententoonstelling; Borodin: Symfonie nr. 2 in b; ‘Polovetskische dansen’ uit Prins Igor. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 517.582-2 (74’33”). 2007
Hoe goed Russisch spreken de Berlijners en hun chef? Dat is de cruciale vraag hier en het antwoord moet nogal hard luiden: matig. Natuurlijk wordt orkestspel op het hoogste niveau geboden. Bij Moessorgsky is dat nog te verdedigen omdat het om de bekendste orkestratie van Ravel gaat. Maar of de Ravelkant zo mag domineren met fijnzinnige, helder gebrachte details, heel fraaie nuancen en mooi gedifferentieerd uitgewerkte ‘Promenades’? De tuba in ‘Bydlo’ heeft meer Italiaanse dan Pools/Russische trekken, ‘Baba Yaga’ vliegt op een roze wolk in plaata van op een bezemsteel voorbij. De luchtiger kanten van de muziek komen prachtig tot hun recht, zoals in de ‘Tuilerieën’, de ‘Markt van Limoges’ en het ‘Kuikenballet’. Maar de ‘Catacomben’ zijn niet duister en sinister genoeg. Het contrast tussen ‘Goldenberg en Schmuyle’ had beter kunnen worden uitgewerkt. Mooi dus allemaal, maar niet een optimaal stijlvol resultaat. Daarvoor moeten we eerder zijn bij Gergiev (Philips 470.619-2 of 468.526-2), Sokhiev (Naïve V 5068) of zelfs Karajan (DG 447.426-2).
In de symfonie van Borodin ontbreekt het niet aan intensiteit en de typisch Russische warmte die de vertolking uitstraalt heeft iets weldadigs. Maar zeker de Tweede symfonie, met in het eerste deel zo’n kernachtig hoofdthema, had best wat meer retoriek verdragen. De solohoorn in het Andante klinkt ook niet erg Russisch. In de ‘Polowetskische dansen’ ontbreekt niet alleen een koor, maar ook het verlangde ruige, primitieve karakter. Het is te beschaafd, niet pakkend genoeg. Idiomatischer in deze symfonie zijn o.a. Gergiev (Philips 422.996-2, vermoedelijk niet meer verkrijgbaar helaas), de Kleibers (Hännsler 93.116) en Martinon (Decca 467.482-2) of Järvi (DG 435.757-2) met een vollediger Borodinportret op 2 cd’s.