CD Recensies

MUHLY: SEEING IS BELIEVING

 

Muhly: Seeing is believing; Miserere mei, Deus; Motion; This is the record of John; By all means; Bow thine ear, o Lord; Step team. Thomas Gould (el. Viool), Aurora orkest o.l.v. Nicholas Collon. Decca 478.2731 (73’23”).

 

Een aanzienlijke veelzijdigheid moet men toekennen aan de Amerikaanse componist Nico Muhly (1981). Na zijn studie aan de beroemde Juilliard School bij John Corigliano en Christopher Rouse werkte hij zowel met Björk als met Philip Glass samen, hij schreef zowel voor een rock band als Bitten Sinfonia en leverde in vele genres – tot de opera Two boys –composities af.

Ook in Europa kreeg hij vaste voet aan wel: Decca gaf hem een opnamecontract en de Daily Telegraph noemde hem ‘The planets hottest composer’. Dat contract met Decca leverde hem om te beginnen een opname met hele en hald religieus geïnspireerde werken als Bright mass with canons; First service – Magnificat en Nunc dimitis op (Decca 478.2508), A good understanding (Decca 478.2506) en I drink the air before me (Decca 478.2570).

Gebrek aan uitbundigheid is het laatste wat men Muhly kan verwijten, maar of zijn Amerikaans-Episcopaalse positivistische uitingen in de geest van ‘Yes we can!’ beter op een jongerendag van de EO of bij het Leger des Heils passen, moeten gelovigen maar uitmaken. Misschien is ook wel sprake van een strovuur hype en vloeit zoals Matthijs Vermeulen n.b. ooit over Stravinsky’s Sacre zei ‘net als bij een luchtballon alle substantie er geleidelijk uit’. Hij kreeg ongelijk, maar ligt dat bij Muhly misschien toch anders?

Dat de componist koorzanger was, is vertaald naar kleurig orkestraal gebruik want de harmoniek is dicht. In de titelcompositie, het langste werk van bijna 25 minuten, bespeelt solist Thomas Gould een zessnarige elektrische viool. Voor de nodige expressie en dynamiek zorgt het onbekende Aurora orkest in deze fusie van hemelse jaren tachtig klankvelden en orkestrale virtuositeit met een zweempje herinnering aan oude kerkmuziek van Byrd en Gibbons. Dat de muziek die ondanks geweldsuitbarstingen ook suikerzoete momenten kent makkelijk aanspreekt, moge duidelijk zijn.

Of de som der delen een groots geheel vormt? Of hij de kloof tussen eigentijds ’klassiek’ en ‘art-rock’ zal weten te overbruggen? Of dit De tijd zal het leren. Een kennismaking, al is het maar een vluchtige, is hoe dan ook de moeite waard.