CD Recensies

MOZART: HOORNCONCERTEN, ALLEGRINI

Mozart: De 4 hoornconcerten. Alessio Allegrini met het Mozart orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 477.8083 (53’20”). 2005/7

 

Terwijl – wanneer we het over dè 4 Hoornconcerten compleet hebben -  in dit repertoire Dennis Brain (EMI 566.898-2) in 1953 meteen voor een nog steeds frappant lichtend voorbeeld zorgde, hebben we van deze concerten allerlei varianten gehad: geventileerde hoorns met traditioneel orkest, zoals bij de meeste opnamen met voorop bijvoorbeeld Pyatt (Warner 2564-69719-9) of Tuckwell (Decca 458.607-2), ongeventileerde hoorn bij half traditioneel orkest, zoals bij Van Zelm (Etcetera KTC 5253), dito bij ‘authentiek’ orkest zoals in 1973 Baumann en Harnoncourt (Teldec 0630-17429-2), Van der Zwart in nr. 1 en 4 (Harmonia Mundi HMC 90.1946) en allerlei compromisvormen.

Na de symfonieën nr. 29, 33, 35, 38 en 41 (Archiv 477.7598) en de 5 Vioolconcerten plus de Concertante (Archiv 477.7371) komen nu de blaasconcerten, te beginnen met de vier Hoornconcerten bij Abbado in zijn Mozartreeks aan de beurt. Vreemd genoeg lag het materiaal al een jaar of vijf op de plank voordat het in de zomer van 2011 wordt gepubliceerd. Waarschijnlijk gaat het om zaalopnamen die in de loop van enige jaren op diverse locaties werden gemaakt; alleen bij de laatste is het slotapplaus behouden.

Zoals de naam aangeeft, is het Orchestra Mozart primair een Italiaanse opzet, maar het karakter heeft een internationaal tintje met o.m. de Nederlandse inbreng van violiste Maartje Kraan en fluitist Jacques Zoon.

Alessio Allegrini is zoals de naam suggereert, volbloed Italiaan. Hij speelde in het Santa Cecilia orkest in Rome, in het Scala orkest, Milaan, maar ook regelmatig in het Mahler Kamerorkest en het Berlijns filharmonisch en wie op tv en/of dvd de Mahlercyclus uit Luzern van Abbado volgt, ziet en hoort hem vaak in close-up bij de hoorngroep.

Als virtuoos, muzikaal gevoelig en frappant wendbaar spelend met een haast gewichtloze, fluwelige en rekbare toonvorming krijgt vooral het zangerige aspect van deze werken mooi vorm in een mooie imitatie van de waldhoorn, nu eens vleierig ruisend dan weer schallend klinkende gedaante gegoten. Allegrini gebruikt in KV 417 en KV 447 passende eigen cadensen, in KV 495 is die van hem gebaseerd op het voorbeeld van Dennis Brain. De samenwerking met het orkest is voorbeeldig.

Waar zoveel andere opnamen ten minste het Fragment KV 370b, Rondo KV 371 of beter nog het avontuurlijke dito KV 514 in enigerlei bewerking extra bevatten, is het jammer dat dit hier bij een speelduur van slechts 53 minuten ontbreekt.

De gewoonte dat uitvoerenden zelf het tekstboekje met persoonlijke gegevens geheel vullen, neemt hand over hand toe. Dat daarmee interessante gegevens over de werken plaats maken kan men toejuichen of betreuren.

Hoe dan ook: Allegrini behoort tot het selecte groepje hoornisten dat zich kan opwerpen als legitieme erfgenamen van Brain.